ECLI:NL:RBDHA:2023:9227

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
C/09/647873 / JE RK 23-1054
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. De kinderrechter had eerder op 25 mei 2023 al een spoedmachtiging verleend, maar de situatie was sindsdien niet verbeterd. De minderjarige verbleef nog steeds bij haar moeder, wat als onveilig werd beschouwd. De moeder had psychiatrische problemen en er waren zorgen over de invloed van verschillende mannen in haar leven. De pleegouders waren niet langer bereid om de minderjarige op te nemen, en de minderjarige zelf had zich eerder onttrokken aan verblijf bij hen.

Tijdens de zitting op 2 juni 2023 werd het verzoek van de gecertificeerde instelling om de minderjarige in een gesloten accommodatie te plaatsen opnieuw besproken. De kinderrechter oordeelde dat, gezien de ernst van de situatie en de aanhoudende zorgen, een gesloten plaatsing noodzakelijk was om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen. Er was echter geen instemming van een gedragswetenschapper, wat een vereiste is volgens de Jeugdwet. Desondanks verleende de kinderrechter een spoedmachtiging voor een periode van 6 juni 2023 tot 22 juni 2023, met de aanhouding van het verzoek voor een reguliere machtiging voor drie maanden.

De kinderrechter verzocht de gecertificeerde instelling om zo snel mogelijk een verklaring van een gedragswetenschapper te overleggen voor de nader te bepalen zitting. De beschikking werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, M. van Leeuwen, en de schriftelijke uitwerking werd vastgesteld op 27 juni 2023. De beschikking biedt de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/647873 / JE RK 23-1054
Datum uitspraak: 2 juni 2023

Beschikking van de kinderrechter over een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

Stichting Nidos,

locatie Den Haag, hierna te noemen de gecertificeerde instelling,
betreffende:

[naam01] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige]
advocaat: mr. D.C. van den Heuvel, te [vestigingsplaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van 25 mei 2023.
Bij beschikking van 25 mei 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven van 25 mei 2023 tot 6 juni 2023, en de behandeling van het verzoek voor het overige deel aangehouden.
Op 2 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [minderjarige] , bijgestaan door mr. D.C. van den Heuvel;
- [naam02] namens de gecertificeerde instelling.

De feiten

Voor een weergave van de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 25 mei 2023.

Het verzoek en het standpunt van [minderjarige]

De gecertificeerde instelling verzoekt een spoedmachtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor het overige deel van de termijn van vier weken. Tevens is verzocht om aansluitend een machtiging te verlenen voor verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden. Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag.
De zorgen die ten grondslag lagen aan de uitspraak van 25 mei 2023, zijn in de afgelopen dagen niet afgenomen. Het is helaas, ondanks grote inspanningen van de gecertificeerde instelling, nog niet gelukt om een plek voor [minderjarige] te vinden in een gesloten instelling, waardoor [minderjarige] nog bij haar moeder verblijft. De situatie bij de moeder is niet veilig voor [minderjarige] . De moeder is wisselend over de mogelijkheid om bij haar te verblijven en belast [minderjarige] hiermee door haar eerst toe te laten en vervolgens weer weg te sturen. Verder kampt de moeder met psychiatrische problematiek en zijn er signalen dat er verschillende mannen langskomen bij de moeder. De pleegouders van [minderjarige] zijn door haar gedrag niet langer bereid om haar op te nemen en zij wil hier zelf ook niet meer naartoe. [minderjarige] wil graag bij haar moeder wonen en heeft zich eerder onttrokken aan haar verblijf bij de pleegouders om dit mogelijk te maken. De gesloten plaatsing van [minderjarige] is noodzakelijk om zicht te krijgen op haar ontwikkeling en haar acute veiligheid te waarborgen. Zij kan op korte termijn geplaatst worden bij [naam03] .
De gecertificeerde instelling heeft geen nieuwe, geziene verklaring van een gedragswetenschapper overgelegd. De eerder overgelegde verklaring is ongezien omdat [minderjarige] tijdens het eerste bezoek van de gedragswetenschapper de telefoon niet opnam en niet bij de moeder thuis was. De moeder deed niet open voor de gedragswetenschapper. Nu [minderjarige] in de tussentijd nog niet in een gesloten instelling is geplaatst, is er geen nieuwe poging gedaan door de gedragswetenschapper om haar te bezoeken. Gelet op haar eerdere weigering was de verwachting dat zij zich in de thuissituatie bij de moeder wederom aan een onderzoek zou onttrekken.
Er is namens en door [minderjarige] verweer gevoerd tegen het verzoek. [minderjarige] wil graag bij haar moeder wonen en vindt ook dat het beter met de moeder gaat. Er zijn minder botsingen en de moeder heeft spijt van de eerdere escalatie. [minderjarige] heeft verder een neef waar zij naartoe kan gaan en zij heeft bij haar moeder nu ook een eigen kamer. De advocaat van [minderjarige] heeft naar voren gebracht dat er geen machtiging voor gesloten jeugdhulp ex artikel 6.1.2 lid 1 Jeugdwet kan worden verleend, omdat er geen instemmingverklaring van een gedragswetenschapper is, die de minderjarige kort voor de zitting heeft gezien.

De beoordeling

Omdat de voogdij over [minderjarige] bij de gecertificeerde instelling berust, is een ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet vereist.
Op grond van de informatie zoals gebleken uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het naar het oordeel van de kinderrechter dringend en onverwijld noodzakelijk [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Er is sprake van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren – of een ernstig vermoeden dat daarvan sprake is. Deze problemen maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten instelling noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de zorg die zij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken, zonder dat een machtiging in de zin van in artikel 6.1.2 van de Jeugdwet kan worden afgewacht.
De kinderrechter constateert dat [minderjarige] sinds voornoemde beschikking van 25 mei 2023 nog bij haar moeder woont en dat de zorgen om haar onverminderd aanwezig zijn. De moeder is wisselend is de acceptatie van het verblijf van [minderjarige] bij haar, waar [minderjarige] erg door wordt belast. [minderjarige] is een zeer kwetsbaar meisje en de opvoedsituatie bij de moeder is voor haar niet veilig. Daarnaast zijn er recent zorgen bijgekomen dat [minderjarige] in aanraking komt met (drugs)criminaliteit. Een plaatsing in het pleeggezin is onder de huidige omstandigheden, en ook omdat [minderjarige] zelf heeft aangegeven hier niet terug te willen keren, niet mogelijk. In de thuissituatie bij de moeder onttrekt [minderjarige] zich aan de zorg die zij nodig heeft. Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is voor [minderjarige] om haar acute veiligheid te waarborgen, om te zorgen dat zij zich niet aan jeugdhulp zal onttrekken en ook zodat zij tot rust komt in een stabiele omgeving.
Nu [minderjarige] tot op heden niet is gezien door een gedragswetenschapper, is er niet voldaan is aan het vereiste van artikel 6.1.2 lid 7 Jeugdwet. Het is dan ook niet mogelijk om een machtiging voor gesloten jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.2 van de Jeugdwet toe te wijzen. Door de ernst van de situatie en in het belang van [minderjarige] ziet de kinderrechter wel aanleiding om het resterende deel van de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp te verlenen, met een aanhouding van het verzoek tot een reguliere gesloten machtiging. Op deze wijze kan [minderjarige] alsnog gesloten geplaatst worden, in afwachting van de behandeling van het verzoek voor het overige. Dit verzoek zal op korte termijn op een nader te bepalen zitting worden behandeld. Indien de gecertificeerde instelling het verzoek handhaaft, dient [minderjarige] voor de nader te bepalen zitting te worden onderzocht wordt door een gedragswetenschapper. De geziene verklaring van de gedragswetenschapper dient in dat geval zo spoedig mogelijk, en uiterlijk voorafgaand aan de nader te bepalen zitting, aan de rechtbank te worden overlegd.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 6 juni 2023 tot 22 juni 2023;
houdt het verzoek om een machtiging te verlenen voor verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen vóór 22 juni 2023;
verzoekt de gecertificeerde instelling om zo spoedig mogelijk, en uiterlijk voorafgaand aan deze nader te bepalen zitting, een verklaring van de gedragswetenschapper aan de rechtbank te overleggen;
gelast de griffier tegen de nader te bepalen zitting op te roepen:
  • Stichting Nidos;
  • [minderjarige] ;
  • mr. D.C. van den Heuvel, de advocaat van [minderjarige] .
Deze beschikking is gegeven door mr. mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2023, in aanwezigheid van M. van Leeuwen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 27 juni 2023.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
  • door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.