zaaknummer: SGR 22/7110
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2023 in de zaak tussen
[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. T. Ertekin),
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
(gemachtigde: A.C. Visser).
In het besluit van 24 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om een urgentieverklaring van eiseres afgewezen.
In het besluit van 3 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
Verweerder heeft op de beroepsgronden gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van verweerder, eiseres, de gemachtigde van eiseres en [naam], de ambulant begeleider van eiseres, deelgenomen.
1. Eiseres woont samen met haar minderjarige kind in een appartement met één slaapkamer. Zij heeft een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring op medische gronden, omdat eiseres psychische klachten heeft die zijn ontstaan door traumatische ervaringen met haar ex-partner in de woning. Daarnaast wordt zij nog bedreigd door hem. Eiseres durft hierdoor haar huis niet uit te komen. Eiseres is onder behandeling voor haar psychische klachten en krijgt begeleiding voor haar sociaal en persoonlijk functioneren, maar zij stelt geen vooruitgang te kunnen boeken in haar herstel zolang zij in de huidige woning blijft wonen. Dit alles heeft een negatieve invloed op de minderjarige dochter van eiseres.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, nadat de toetsingscommissie een advies heeft uitgebracht aan verweerder.Deze commissie heeft verweerder geadviseerd de aanvraag af te wijzen, omdat er meerdere algemene weigeringsgronden van toepassing zijn. Er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem.Eiseres kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of op een andere wijze oplossen, het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem kan niet of onvoldoende worden opgelost door te verhuizen naar een andere zelfstandige ruimteen eiseres heeft niet direct voorafgaand aan de aanvraag drie maanden zelf aantoonbaar gereageerd op het beschikbare woningaanbod.
3. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Eiseres is van mening dat verweerder geen rekening heeft gehouden met de bijzondere omstandigheden waar zij zich in bevindt. De steeds verdergaande druk van de ex-partner zorgt voor veel stress bij haar en haar kind. Eiseres durft de woning niet te verlaten en het kind van eiseres kan zich nauwelijks meer concentreren. Eiseres geeft aan dat zij rust en stabiliteit nodig heeft, maar dit niet krijgt in de huidige woning. Haar fysieke en psychische klachten zullen blijven toenemen indien zij geen andere woning krijgt. Het bestreden besluit is volgens eiseres in strijd met de ratio van de wet, het zorgvuldigheidsbeginsel en één of meerdere beginselen van behoorlijk bestuur.
4. Verweerder is van mening dat het woonprobleem van eiseres kan worden opgelost door de medische behandeling die zij ondergaat voort te zetten en een contact- of straatverbod aan te vragen voor de ex-partner. Er is dan ook geen reden om de hardheidsclausule toe te passen. Verweerder heeft in het kader van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) verder de belangen van het kind meegewogen door de situatie van eiseres te vergelijken met die van andere woningzoekenden met kinderen die niet passend wonen. Verweerder is echter van mening dat de situatie van eiseres niet dusdanig schrijnend is dat urgentie moet worden verleend, waarmee zij voorrang zou krijgen op andere woningzoekenden die in vergelijkbare omstandigheden verkeren.
5. Voor het wettelijk kader wordt verwezen naar de artikelen genoemd in de bijlage bij deze uitspraak.
Urgent huisvestingsprobleem
6. Uit de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 en de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019 volgen de voorwaarden om een urgentieverklaring te krijgen en de gronden waarop een urgentieverklaring geweigerd kan worden.
7. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring beoordelingsruimte- en beleidsvrijheid toekomt. Daarom moet de rechtbank het bestreden besluit terughoudend toetsen. Bij het verlenen van urgentieverklaringen is verweerder gehouden aan het opgestelde beoordelingssysteem. Indien één van de weigeringsgronden van artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening van toepassing is wordt een aanvraag om een urgentieverklaring in beginsel afgewezen.Dit restrictieve beleid wordt, in aanmerking genomen het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is, door de hoogste bestuursrechter niet onredelijk geacht.
8. Niet in geschil is dat de algemene weigeringsgronden van artikel 4:5, aanhef en onder b, c, g en m, van de Huisvestingsverordening van toepassing zijn. Er is geen sprake van een urgent woonprobleem. Verweerder heeft daarom op grond van de Huisvestingsverordening, en de bijbehorende Beleidsregel, in redelijkheid kunnen besluiten dat eiseres niet voor een urgentieverklaring in aanmerking komt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder niet hoefde over te gaan tot een inhoudelijke beoordeling of de woonsituatie van eiseres door sociale of medische omstandigheden als levensbedreigend of ontwrichtend moet worden aangemerkt.
9. Wat partijen verdeeld houdt is of verweerder in redelijkheid de hardheidsclausule niet heeft toegepast.
10. Verweerder kan bepalingen uit de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 buiten toepassing laten of daarvan afwijken op grond van de hardheidsclausule.
11. Dit brengt de rechtbank tot de vraag of verweerder in redelijkheid toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule. Zoals de hoogste bestuursrechter heeft overwogen heeft het bestuursorgaan bij het al dan niet toepassen van een hardheidsclausule ook beoordelingsruimte.Het gebruik van deze ruimte moet door de rechter eveneens terughoudend worden getoetst. Een beroep op de hardheidsclausule kan slechts slagen indien eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die tot toepassing van de hardheidsclausule nopen. De hardheidsclausule wordt alleen toegepast in gevallen waarin het niet toekennen van urgentie leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
12. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de door eiseres geschetste omstandigheden niet leiden tot onbillijkheden van overwegende aard waardoor verweerder gehouden was om, in afwijking van de geldende regelgeving, alsnog een urgentieverklaring te verstrekken. De rechtbank acht hierbij van belang dat in de regio bijzonder veel woningzoekenden zijn, terwijl het aantal beschikbare sociale huurwoningen zeer beperkt is. Zoals verweerder ter zitting nader heeft toegelicht, zorgt de huidige situatie waarin een nijpend tekort aan woningen bestaat, ervoor dat enkel in zeer uitzonderlijke situaties de hardheidsclausule wordt toegepast.
13. Verweerder heeft in dit kader terecht overwogen dat het woonprobleem van eiseres geen urgent woonprobleem is en dat de problemen ook op een andere wijze kunnen worden opgelost. Zelfs als ervan uit moet worden gegaan dat de fysieke en psychische klachten van eiseres mogelijk zullen toenemen zolang zij geen andere woning heeft, is dit nog geen zeer uitzonderlijke en zodanig onvoorzienbare omstandigheid op grond waarvan de situatie van eiseres schrijnender is dan soortgelijke gevallen, waarvan de aanvraag is afgewezen omdat er algemene weigeringsgronden van toepassing zijn. Daarbij komt dat uit de overgelegde medische stukken niet kan worden afgeleid dat de huidige woning een doorslaggevende belemmering vormt voor de voortgang of het slagen van de behandeling. Daarom is aannemelijk dat eiseres haar psychische problemen op een andere wijze kan oplossen, door de behandelingen hiervoor te blijven volgen en door gebruik te blijven maken van de hulp en ondersteuning die zij op dit moment ontvangt vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De bedreigingen van de zijde van de ex-partner vormen ook geen grondslag voor het toepassen van de hardheidsclausule, omdat het verhuizen naar een andere woning hiervoor geen sluitende oplossing biedt. Ook dit probleem kan daarbij op andere wijze worden opgelost, zoals door het vragen van een straat- of contactverbod. Tot slot heeft eiseres niet op woningen gereageerd in de gehele regio Haaglanden en zich beperkt tot één bepaald zoekgebied, terwijl in bepaalde gebieden de druk op de woningmarkt minder hoog is. Zoals ter zitting is besproken, heeft eiseres meer kans om voor een andere woning in aanmerking te komen in een andere gemeente in de regio, zoals bijvoorbeeld in Zoetermeer. Er bestaan dus nog onbenutte mogelijkheden voor eiseres om haar woonsituatie te verbeteren.
14. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder de belangen van het minderjarige kind voldoende heeft betrokken bij de beoordeling, maar deze hebben verweerder er, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet toe hoeven brengen om aan eiseres op grond van de hardheidsclausule voorrang te verlenen ten opzichte van andere woningzoekenden. Dat eiseres op dit moment erg geïsoleerd leeft en afhankelijk is van anderen, ook voor de opvoeding van haar kind, is weliswaar onwenselijk, maar maakt niet dat er sprake is van een zodanig schrijnende situatie dat de hardheidsclausule toegepast had moeten worden. Hierbij merkt de rechtbank ten slotte op dat ook deze voor het kind onwenselijke situatie voor een belangrijk deel voortkomt of samenhangt met omstandigheden die strikt genomen niet onlosmakelijk verbonden zijn met de huidige woning. Daardoor is aannemelijk dat de gewenste verhuizing slechts in beperkte mate bij zal dragen aan een oplossing voor de problemen van eiseres en haar kind.
15. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat de situatie van eiseres niet zodanig uitzonderlijk is dat deze toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. Het beroep van eiseres slaagt daarom niet.
16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring op goede gronden heeft afgewezen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Froma, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2023.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Huisvestingsverordening Den Haag 2019
Artikel 4:5 Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem;
de aanvrager kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
g. het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem niet of in onvoldoende mate opgelost kan worden met verhuizing naar een zelfstandige woonruimte of een ándere zelfstandige woonruimte;
m. de aanvrager heeft niet eerst direct voorafgaand aan de aanvraag drie maanden zelf aantoonbaar gereageerd op het beschikbare woningaanbod, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6;
Artikel 4:7 Overige urgentiecategorieën
1. Een urgentieverklaring kan worden verleend indien zich geen van de in artikel 4:5 genoemde omstandigheden voordoet en indien een woonsituatie binnen de gemeente naar het oordeel van burgemeester en wethouders door sociale of medische omstandigheden zodanig is verstoord dat:
levensgevaar voor één of meer leden van het huishouden dreigt; of
één of meer leden van het huishouden zodanig geestelijk, emotioneel of lichamelijk belast is, dat volledige ontwrichting van het huishouden optreedt en de leden zelf niet in staat zijn dit op te lossen.
Artikel 7:3 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019
Artikel 2.1.2 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder b, van de verordening
Er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem waarvoor indeling in een urgentiecategorie mogelijk is, bij de volgende op zichzelf staande situaties:
de huidige woning is te klein of te groot voor het huishouden van de aanvrager;
de aanvrager heeft psychische problemen als gevolg van één of meer van de hierboven genoemde omstandigheden.
Artikel 2.1.3 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder c, van de verordening
Er is in ieder geval sprake van een huisvestingsprobleem dat redelijkerwijs te voorkomen is of op andere wijze op te lossen is, indien de aanvrager:
bij dreigend geweld een beroep kan doen op een huisverbod, straatverbod of een contactverbod;
met behulp van gerichte behandeling diens medische of sociale woonprobleem kan oplossen;
Artikel 2.1.7 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder g, van de verordening
Er is in ieder geval sprake van een huisvestingsprobleem dat niet of in onvoldoende mate opgelost kan worden met verhuizing naar een zelfstandige woonruimte óf naar een andere zelfstandige woonruimte, indien;
bedreiging aan een adres door ex-partner of een familielid de aanleiding is voor het huisvestingsprobleem, in het geval dat de toekomstige woonruimte naar verwachting ook bekend zal zijn.
Artikel 2.1.13 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder m, van de verordening
Een woningzoekende kan niet in een urgentiecategorie worden ingedeeld, indien de aanvrager niet eerst zelf, direct voorafgaand aan de aanvraag, gedurende minstens drie maanden aantoonbaar heeft gereageerd op beschikbaar en passend woningaanbod, met uitzondering van een aanvraag die wordt gedaan op grond van artikel 4:6 van de verordening (mantelzorg en blijf-van-mijn-lijf-huis). De aanvrager heeft niet optimaal gereageerd op het beschikbare woningaanbod op woonnet-haaglanden, indien:
(…)
c. de woningzoekende, zonder legitieme noodzaak, veelvuldig of uitsluitend reageert binnen een beperkter zoekgebied dan de hele regio Haaglanden.