Overwegingen
1. Eiser woont in een appartement met drie slaapkamers met zijn moeder en zijn zus. De slaapkamer van eiser is 5 m², waardoor hij genoodzaakt is in de woonkamer op de bank te slapen. Hierdoor heeft eiser rugklachten. Daarnaast geeft eiser aan binnenkort te gaan trouwen en dat er geen plek is voor zijn vrouw in de woning. Eiser heeft daarom een urgentieverklaring aangevraagd.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen omdat meerdere algemene weigeringsgronden van toepassing zijn.Eiser beschikt niet over zelfstandige woonruimte en er is geen sprake van een noodsituatie waarbij eiser binnen drie maanden een woning nodig heeft. Daarnaast is verweerder van mening dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen.
3. Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Eiser geeft aan dat hij al meerdere jaren op een bank in de woonkamer slaapt, omdat er in zijn slaapkamer geen plek is voor een bed. Eiser heeft hierdoor ernstige rugklachten, wat invloed heeft op zijn levenskwaliteit. Eiser kan door de rugklachten niet werken. Eiser is naar de huisarts geweest, die bevestigd heeft dat deze klachten worden veroorzaakt door het slapen op de bank. Eiser is hiervoor naar een fysiotherapeut geweest en heeft pijnstillers gebruikt, maar dit heeft niet geholpen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Ingevolge artikel 4:5 Huisvestingsverordening Westland 2019 weigeren de burgemeester en wethouders de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
b. er is geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem;
l. de aanvrager woont in een onderkomen dat formeel geen zelfstandige woonruimte is, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6, eerste lid, onder a.
5. Ingevolge artikel 4:6 en 4:7 van de Huisvestingsverordening Westland 2019 kan een urgentieverklaring worden verleend indien zich geen van de in artikel 4:5, onder a tot en met l, genoemde omstandigheden voordoet en de aanvrager tot tenminste één van de in deze artikelen genoemde urgentiecategorieën behoort.
6. Ingevolge artikel 7:3 Huisvestingsverordening Westland 2019 kunnen burgemeester en wethouders een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
7. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring beoordelingsruimte en beleidsvrijheid toekomt. Daarom moet de rechtbank het bestreden besluit terughoudend toetsen. Het restrictieve beleid van verweerder ten aanzien van urgentieverklaringen heeft als doel de verdeling van de schaarse woningvoorraad onder de vele woningzoekenden op een zo rechtvaardig mogelijke manier te regelen. Het verlenen van voorrang aan de één betekent namelijk dat andere woningzoekenden langer op een woning moeten wachten.
8. Dit restrictieve beleid wordt, in aanmerking genomen het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is, door de hoogste bestuursrechter niet onredelijk geacht.Indien één van de weigeringsgronden van artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening van toepassing is wordt een aanvraag om een urgentieverklaring in beginsel afgewezen.
9. Voordat verweerder een beslissing neemt op een aanvraag voor een urgentieverklaring, brengt eerst de toetsingscommissie een advies uit aan verweerder.In de situatie van eiser heeft de Westlandse Toetsingscommissie geadviseerd om de aanvraag voor een urgentieverklaring af te wijzen, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een urgentieverklaring. Hierbij overweegt de toetsingscommissie dat niet is aangetoond dat de woonsituatie op sociale of medische gronden dusdanig levensontwrichtend of levensbedreigend is dat binnen drie maanden een andere woning nodig is. Daarnaast dient eiser te beschikken over een zelfstandige woonruimte om in aanmerking te komen voor urgentie en daarvan is geen sprake.
10. Verweerder heeft terecht vastgesteld dat er meerdere algemene weigeringsgronden van toepassing zijn. Dat eiser zijn slaapkamer te klein vindt om een bed in te plaatsen, waardoor hij in de woonkamer op de bank slaapt, maakt niet dat sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. Ter zitting zijn meerdere oplossingen voor eisers probleem ter sprake gekomen, zoals bijvoorbeeld het op een andere wijze inrichten en gebruiken van de bestaande woonruimte in overleg met zijn moeder en zuster, al dan niet in combinatie met de aanschaf van een opklapbed. Niet gebleken is dat deze oplossingen in eisers geval niet tot de mogelijkheden behoren. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat een urgentieverklaring de enige mogelijkheid is om zijn woonprobleem op te lossen. Omdat sprake is van meerdere algemene weigeringsgronden, is verweerder terecht niet toegekomen aan de beoordeling of een urgentieverklaring om sociale of medische redenen kon worden verleend.Naar het oordeel van de rechtbank hoefde verweerder de aanvraag dan ook niet inhoudelijk te toetsen aan de artikelen 4:6 en 4:7 van de Huisvestingsverordening Westland 2019.
11. Verweerder kan bepalingen uit de Huisvestingsverordening Westland 2019 buiten toepassing laten of daarvan afwijken op grond van de hardheidsclausule.
12. Dit brengt de rechtbank tot de vraag of verweerder toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule. Zoals de hoogste bestuursrechter heeft overwogenheeft het bestuursorgaan bij het al dan niet toepassen van een hardheidsclausule ook beoordelingsruimte. Het gebruik van deze ruimte moet door de rechter eveneens terughoudend worden getoetst. Een beroep op de hardheidsclausule kan slechts slagen indien eiser aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die tot toepassing van de hardheidsclausule nopen. De hardheidsclausule wordt alleen toegepast in gevallen waarin het niet toekennen van urgentie leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
13. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de door eiser geschetste omstandigheden niet leiden tot onbillijkheden van overwegende aard waardoor verweerder gehouden was om, in afwijking van de geldende regelgeving, alsnog een urgentieverklaring te verstrekken. De rechtbank acht hierbij van belang dat in de regio bijzonder veel woningzoekenden zijn, terwijl het aantal beschikbare sociale huurwoningen zeer beperkt is. Zoals verweerder ter zitting nader heeft toegelicht, zorgt de huidige situatie waarin een nijpend tekort aan woningen bestaat, ervoor dat enkel in zeer uitzonderlijke situaties de hardheidsclausule wordt toegepast. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat woonsituatie van eiser onwenselijk is, maar dat, zoals hierboven al is overwogen, voor eiser nog onbenutte mogelijkheden bestaan om van de rugklachten af te komen of zijn woonsituatie te verbeteren. Van zulke schrijnende of bijzondere omstandigheden dat aan eiser op grond van de hardheidsclausule voorrang moet worden verleend ten opzichte van andere woningzoekenden, is dan ook geen sprake.
14. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat de situatie van eiser niet zodanig uitzonderlijk is dat deze toepassing van de hardheidsclausule zou rechtvaardigen.