ECLI:NL:RBDHA:2023:9191

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
22/6974
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring op basis van meerdere weigeringsgronden en hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van Westland. Eiser, die in een appartement met zijn moeder en zus woont, heeft de aanvraag ingediend omdat hij door de beperkte ruimte in zijn slaapkamer op de bank in de woonkamer moet slapen, wat leidt tot rugklachten. De gemeente heeft de aanvraag afgewezen op basis van meerdere weigeringsgronden, waaronder het ontbreken van zelfstandige woonruimte en het niet bestaan van een urgent huisvestingsprobleem. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de rechtbank oordeelt dat de gemeente terecht heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen. De rechtbank benadrukt dat de beoordelingsruimte van de gemeente in deze kwestie groot is en dat het restrictieve beleid ten aanzien van urgentieverklaringen niet onredelijk is, gezien het tekort aan sociale huurwoningen. De rechtbank concludeert dat de situatie van eiser niet uitzonderlijk genoeg is om voorrang te krijgen op andere woningzoekenden. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6974

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Westland, verweerder

(gemachtigde: H. den Besten).

Procesverloop

In het besluit van 18 mei 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om een urgentieverklaring van eiser afgewezen.
In het besluit van 25 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Eiser woont in een appartement met drie slaapkamers met zijn moeder en zijn zus. De slaapkamer van eiser is 5 m², waardoor hij genoodzaakt is in de woonkamer op de bank te slapen. Hierdoor heeft eiser rugklachten. Daarnaast geeft eiser aan binnenkort te gaan trouwen en dat er geen plek is voor zijn vrouw in de woning. Eiser heeft daarom een urgentieverklaring aangevraagd.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen omdat meerdere algemene weigeringsgronden van toepassing zijn. [1] Eiser beschikt niet over zelfstandige woonruimte en er is geen sprake van een noodsituatie waarbij eiser binnen drie maanden een woning nodig heeft. Daarnaast is verweerder van mening dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen.
Wat vindt eiser?
3. Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Eiser geeft aan dat hij al meerdere jaren op een bank in de woonkamer slaapt, omdat er in zijn slaapkamer geen plek is voor een bed. Eiser heeft hierdoor ernstige rugklachten, wat invloed heeft op zijn levenskwaliteit. Eiser kan door de rugklachten niet werken. Eiser is naar de huisarts geweest, die bevestigd heeft dat deze klachten worden veroorzaakt door het slapen op de bank. Eiser is hiervoor naar een fysiotherapeut geweest en heeft pijnstillers gebruikt, maar dit heeft niet geholpen.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

Weigeringsgronden
4. Ingevolge artikel 4:5 Huisvestingsverordening Westland 2019 weigeren de burgemeester en wethouders de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
b. er is geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem;
l. de aanvrager woont in een onderkomen dat formeel geen zelfstandige woonruimte is, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6, eerste lid, onder a.
5. Ingevolge artikel 4:6 en 4:7 van de Huisvestingsverordening Westland 2019 kan een urgentieverklaring worden verleend indien zich geen van de in artikel 4:5, onder a tot en met l, genoemde omstandigheden voordoet en de aanvrager tot tenminste één van de in deze artikelen genoemde urgentiecategorieën behoort.
6. Ingevolge artikel 7:3 Huisvestingsverordening Westland 2019 kunnen burgemeester en wethouders een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
7. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring beoordelingsruimte en beleidsvrijheid toekomt. Daarom moet de rechtbank het bestreden besluit terughoudend toetsen. Het restrictieve beleid van verweerder ten aanzien van urgentieverklaringen heeft als doel de verdeling van de schaarse woningvoorraad onder de vele woningzoekenden op een zo rechtvaardig mogelijke manier te regelen. Het verlenen van voorrang aan de één betekent namelijk dat andere woningzoekenden langer op een woning moeten wachten.
8. Dit restrictieve beleid wordt, in aanmerking genomen het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is, door de hoogste bestuursrechter niet onredelijk geacht. [2] Indien één van de weigeringsgronden van artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening van toepassing is wordt een aanvraag om een urgentieverklaring in beginsel afgewezen. [3]
9. Voordat verweerder een beslissing neemt op een aanvraag voor een urgentieverklaring, brengt eerst de toetsingscommissie een advies uit aan verweerder. [4] In de situatie van eiser heeft de Westlandse Toetsingscommissie geadviseerd om de aanvraag voor een urgentieverklaring af te wijzen, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een urgentieverklaring. Hierbij overweegt de toetsingscommissie dat niet is aangetoond dat de woonsituatie op sociale of medische gronden dusdanig levensontwrichtend of levensbedreigend is dat binnen drie maanden een andere woning nodig is. Daarnaast dient eiser te beschikken over een zelfstandige woonruimte om in aanmerking te komen voor urgentie en daarvan is geen sprake.
10. Verweerder heeft terecht vastgesteld dat er meerdere algemene weigeringsgronden van toepassing zijn. Dat eiser zijn slaapkamer te klein vindt om een bed in te plaatsen, waardoor hij in de woonkamer op de bank slaapt, maakt niet dat sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. Ter zitting zijn meerdere oplossingen voor eisers probleem ter sprake gekomen, zoals bijvoorbeeld het op een andere wijze inrichten en gebruiken van de bestaande woonruimte in overleg met zijn moeder en zuster, al dan niet in combinatie met de aanschaf van een opklapbed. Niet gebleken is dat deze oplossingen in eisers geval niet tot de mogelijkheden behoren. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat een urgentieverklaring de enige mogelijkheid is om zijn woonprobleem op te lossen. Omdat sprake is van meerdere algemene weigeringsgronden, is verweerder terecht niet toegekomen aan de beoordeling of een urgentieverklaring om sociale of medische redenen kon worden verleend. [5] Naar het oordeel van de rechtbank hoefde verweerder de aanvraag dan ook niet inhoudelijk te toetsen aan de artikelen 4:6 en 4:7 van de Huisvestingsverordening Westland 2019.
Hardheidsclausule
11. Verweerder kan bepalingen uit de Huisvestingsverordening Westland 2019 buiten toepassing laten of daarvan afwijken op grond van de hardheidsclausule. [6]
12. Dit brengt de rechtbank tot de vraag of verweerder toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule. Zoals de hoogste bestuursrechter heeft overwogen [7] heeft het bestuursorgaan bij het al dan niet toepassen van een hardheidsclausule ook beoordelingsruimte. Het gebruik van deze ruimte moet door de rechter eveneens terughoudend worden getoetst. Een beroep op de hardheidsclausule kan slechts slagen indien eiser aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die tot toepassing van de hardheidsclausule nopen. De hardheidsclausule wordt alleen toegepast in gevallen waarin het niet toekennen van urgentie leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
13. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de door eiser geschetste omstandigheden niet leiden tot onbillijkheden van overwegende aard waardoor verweerder gehouden was om, in afwijking van de geldende regelgeving, alsnog een urgentieverklaring te verstrekken. De rechtbank acht hierbij van belang dat in de regio bijzonder veel woningzoekenden zijn, terwijl het aantal beschikbare sociale huurwoningen zeer beperkt is. Zoals verweerder ter zitting nader heeft toegelicht, zorgt de huidige situatie waarin een nijpend tekort aan woningen bestaat, ervoor dat enkel in zeer uitzonderlijke situaties de hardheidsclausule wordt toegepast. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat woonsituatie van eiser onwenselijk is, maar dat, zoals hierboven al is overwogen, voor eiser nog onbenutte mogelijkheden bestaan om van de rugklachten af te komen of zijn woonsituatie te verbeteren. Van zulke schrijnende of bijzondere omstandigheden dat aan eiser op grond van de hardheidsclausule voorrang moet worden verleend ten opzichte van andere woningzoekenden, is dan ook geen sprake.
14. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat de situatie van eiser niet zodanig uitzonderlijk is dat deze toepassing van de hardheidsclausule zou rechtvaardigen.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag om een urgentieverklaring op goede gronden heeft afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Froma, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 4:5, van de Huisvestingsverordening Westland 2019 (HVO), in samenhang gelezen met artikel 2.1.2, van de Nadere regels urgentieverklaringen Westland 2019.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:628, r.o. 3.2.
3.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
4.Artikel 4:1, eerste lid, Huisvestingsverordening Westland 2019.
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:857, r.o. 4.2.
6.Artikel 7:3 Huisvestingsverordening Westland 2019.
7.Onder andere de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van