ECLI:NL:RBDHA:2023:9179

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
10401608 RP VERZ 23-50140
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en voorlopige voorziening in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft [werknemer01] een verzoek ingediend om het door Hago Zorg gegeven ontslag op staande voet te vernietigen en om loondoorbetaling te vorderen. Hago Zorg heeft [werknemer01] op staande voet ontslagen na beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag richting medewerkers van de opdrachtgever. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig was en of er een dringende reden voor het ontslag bestond. De kantonrechter oordeelde dat Hago Zorg voldoende zorgvuldig heeft gehandeld door een onderzoek in te stellen naar de beschuldigingen en dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven. De kantonrechter heeft Hago Zorg toegelaten tot bewijslevering van de beschuldigingen. Tevens heeft de kantonrechter [werknemer01] in het gelijk gesteld wat betreft de loondoorbetaling, en Hago Zorg veroordeeld tot betaling van het salaris met wettelijke verhoging en rente. Het verzoek om re-integratie werd afgewezen, omdat er onvoldoende spoedeisend belang was voor [werknemer01]. De proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
MD/c
Zaaknr.: 10401608 RP VERZ 23-50140
Uitspraakdatum: 1 juni 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
verzoekende partij in de zaak van het verzoek in de hoofdzaak en in het verzoek om een voorlopige voorziening,
verwerende partij in de zaak van het zelfstandig verzoek,
gemachtigde: mr. A. Rodríguez González (
toevoegingskenmerk [nummer toevoeging01]),
tegen
de besloten vennootschap Hago Zorg B.V.,
gevestigd te Den Bosch,
verwerende partij in de zaak van het verzoek en in het verzoek om een voorlopige voorziening,
verzoekende partij in de zaak van het zelfstandig verzoek,
gemachtigde: mr. R.M. Dessaur.
Partijen worden verder aangeduid als ‘ [werknemer01] ’ en ‘Hago Zorg’.

1.Het procesverloop

in de zaak van het verzoek en het zelfstandig verzoek
1.1.
[werknemer01] heeft een verzoek ingediend om het door Hago Zorg gegeven ontslag op staande voet te vernietigen en Hago Zorg te gebieden om gevolg te geven aan haar verplichtingen als werkgever in het kader van de Wet verbetering poortwachter, en Hago Zorg te veroordelen om aan [werknemer01] salaris te voldoen.
1.2.
[werknemer01] heeft ook een verzoek ingediend om op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Hago Zorg heeft een verweerschrift ingediend en een zelfstandig verzoek gedaan tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
1.4.
Op 3 mei 2023 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaats gevonden. Verschenen zijn [werknemer01] , bijgestaan door mr. A. Rodríguez González. Namens Hago Zorg zijn verschenen mw. [naam01] en mw. [naam02] , bijgestaan door
mr. R.M. Dessaur. Daarbij zijn door beide gemachtigden pleitaantekeningen overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zich in het procesdossier bevinden.
2. De feiten
in de zaak van het verzoek en het zelfstandig verzoek
2.1.
Hago Zorg is een vennootschap die zich bezighoudt met facilitaire dienstverlening, waaronder schoonmaakdienstverlening voor (onder meer) ziekenhuizen en zorginstellingen.
2.2.
[werknemer01] , geboren op [geboortedatum01] 1980, is per 3 augustus 2016 in dienst getreden bij Hago Zorg. De laatste functie die [werknemer01] vervulde, is die van medewerker algemeen schoonmaakonderhoud I, met een salaris van € 13,50 per uur (bruto). Op de arbeidsovereenkomst is de cao in het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf van toepassing verklaard.
2.3.
[werknemer01] is door Hago Zorg te werk gesteld bij opdrachtgever [klant01] te [plaats01] (hierna: de opdrachtgever).
2.4.
Op 3 januari 2023 vindt tussen partijen telefonisch contact plaats. Tijdens het telefoongesprek heeft Hago Zorg [werknemer01] medegedeeld dat hij voorlopig niet meer op de werkvloer mocht verschijnen.
2.5.
Op 4 januari 2023 stuurde Hago Zorg aan [werknemer01] een brief waarin, voor zover relevant, het volgende stond opgenomen:
“Hierbij treft u de schriftelijke bevestiging aan van wat gisteravond, 3 januari 2023 telefonisch door mij met u is besproken. Op dinsdag 03 januari 2023, 20:45 uur heb ik u in een telefoongesprek verteld dat u met onmiddellijke ingang bent geschorst, met behoud van loon.
De aanleiding is dat medewerkers van onze klant, [klant01] te [plaats01] , bij Hago Zorg over uw gedrag hebben geklaagd. Zij geven aan dat dit vanuit hun beleving grensoverschrijdend is. Zij geven aan dat u hen (meerdere keren?) hebt aangesproken c.q. lastig gevallen, waarbij u de onderstaande woorden (of woorden van gelijke strekking) hebt gebruikt:
-of zij wel zwarte mannen mee naar huis willen nemen
-of zij nog maagd zijn
-of zij wel eens een grote zwarte coc willen proberen want die zou veel lekkerder zijn dan van een witte man
-dat u de medewerkers het gevoel geeft dat als zij op de roltrap staan u probeert onder hun rok te kijken
-dat u aangeeft dat u dochters geeft van hun leeftijd maar dan gelijk begint over uw geslachtsdeel en hoe bijzonder die is
-etc. etc.
Voor Hago Zorg zijn deze uitingen, althans uitingen met deze strekking onacceptabel, nog los van het feit dat dit bij een klant is gebeurd. Dit past niet bij het gedrag dat wij van onze medewerkers verwachten.
Uw schorsing met behoud van loon betekent dat wij deze ernstige beschuldigingen gaan onderzoeken. Wij menen daar tot en met vrijdag 13 januari volgende week voor nodig te hebben.
U hoort van ons zo spoedig mogelijk wat het vervolg van uw schorsing wordt. Dit kan mogelijk een ontslag op staande voet zijn.”
2.6.
Bij brief van 13 januari 2023 heeft Hago Zorg [werknemer01] bericht dat het onderzoek naar de beschuldigingen nog bezig was en dat de schorsing van [werknemer01] om die reden werd verlengd.
2.7.
Gedurende het onderzoek heeft [werknemer01] zich bij Hago Zorg ziekgemeld.
2.8.
Bij brief van 19 januari 2023 is [werknemer01] door Hago Zorg uitgenodigd om op 20 januari 2023 op gesprek te komen op het kantoor van Hago Zorg. Daarop heeft [werknemer01] Hago Zorg telefonisch laten weten dat hij niet naar het gesprek zal komen in verband met zijn ziekte.
2.9.
Op 20 januari 2023 heeft Hago Zorg [werknemer01] uitgenodigd om op 23 januari 2023 op gesprek te komen op het kantoor van Hago Zorg. [werknemer01] is op 23 januari 2023 niet bij het gesprek verschenen.
2.10.
Op 23 januari 2023 is [werknemer01] door Hago Zorg op staande voet ontslagen. Het ontslag is aangezegd in een brief aan [werknemer01] waarin, voor zover relevant, het volgende staat opgenomen:
“(…)
Tot onze spijt is gebleken dat u zich niet gedraagt zoals wij van u mogen verwachten.
Ons is recent het volgende gebleken.
U bent voor onze organisatie als schoonmaak medewerker actief op het [klant01] te [plaats01] . Meerdere medewerkers van onze opdrachtgever hebben kenbaar gemaakt, dat u jegens hen (afzonderlijk) een of meer keren ernstig grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond. Het gaat daarbij ook om gedrag van uw zijde in een (ontoelaatbare) seksuele context.
De afzonderlijke (receptie) medewerkers van onze klant geven aan dat u hen een of meer keren heeft benaderd en gaandeweg de gevoerde gesprekken u hen zeer persoonlijke vragen stelt over onder meer hun liefdesrelaties, zij donker gekleurde mannen mee naar huis nemen, zij bekend zijn met het geslachtsdeel van een donkere man en of zij nog maagd zijn.
De betrokken medewerkers van onze klant (inclusief onze opdrachtgever zelf) zijn niet gediend van dit soort opmerkingen en hebben daar ook ernstige last van. Zij voelen zich op de werkplek door u niet meer veilig. Onze klant heeft naar aanleiding van deze situatie ons kenbaar gemaakt niet u niet langer welkom bent als schoonmaker op haar pand
(…)
Ondertussen hebben wij ons onderzoek afgerond en ook de beschikking gekregen over meerdere (anonieme) verklaringen van medewerkers over uw gedrag tijdens uw werkzaamheden voor Hago Zorg. Deze verklaringen zijn door ons ook uitvoerig besproken met de klant.
Hetgeen de individuele medewerkers over uw gedrag verklaren is ontoelaatbaar en gaat ver over een toegestane grens heen.
Vandaag (23 januari 2023) hebben wij u in de gelegenheid gesteld met ons hierover een gesprek te voeren en uw kant van het verhaal te vertellen (hoor en wederhoor). U heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
Door middel van deze brief laten wij u weten dat wij uw hiervoor beschreven handelswijze (tezamen en ook afzonderlijk bezien) zodanig ernstig vinden dat wij u hierbij schriftelijk een ontslag op staande voet aanzeggen.”

3.Het verzoek

3.1.
[werknemer01] verzoekt de kantonrechter:
primairhet ontslag op staande voet te vernietigen en Hago Zorg te veroordelen tot doorbetaling van loon tot het voldoen aan haar verplichtingen op grond van de Wet verbetering poortwachter.
subsidiairheeft [werknemer01] een verzoek ingediend om Hago Zorg te veroordelen om aan [werknemer01] te voldoen een billijke vergoeding van € 28.500,- en de transitievergoeding.
Verder heeft [werknemer01] verzocht om Hago Zorg te veroordelen om aan [werknemer01] te verstrekken de (salaris)specificaties en Hago Zorg te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Aan dit verzoek legt [werknemer01] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. [werknemer01] betwist dat hij ooit grensoverschrijdend gedrag zou hebben vertoond richting medewerkers van een opdrachtgever van Hago Zorg. Hij heeft dan ook serieuze bedenkingen ten aanzien van de authenticiteit van de verklaringen van de desbetreffende medewerkers. Verder stelt [werknemer01] zich op het standpunt dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. [werknemer01] kreeg al op 3 januari 2023 te horen dat hij niet meer welkom was op de werkvloer. Uiteindelijk is het ontslag op staande voet was drie weken later verleend, terwijl nergens uit is gebleken dat zo een lange termijn nodig was voor het verrichten van onderzoek door Hago Zorg. Ook rekent [werknemer01] het Hago Zorg aan dat zij hem niet (voldoende) gelegenheid hebben geboden om te reageren op de beschuldigingen. Mochten er al enige gedragingen of uitingen hebben plaatsgevonden, dan vormt dat geen dringende reden die een ontslag op staande voet zou rechtvaardigen. Verder heeft Hago Zorg geen gevolg gegeven aan haar verplichtingen als werkgever jegens een zieke werknemer.
3.3.
Bij wijze van voorlopige voorziening verzoekt [werknemer01] om Hago Zorg te veroordelen om, voor de duur van dit geding, aan [werknemer01] te voldoen het salaris vanaf 23 januari 2023 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd. Daarnaast verzoekt [werknemer01] bij wijze van voorlopige voorziening om [werknemer01] in staat te stellen de bedongen arbeid te verrichten, en in dit geval Hago Zorg te gebieden de bedrijfsarts in te schakelen voor controle en verzuimbegeleiding van [werknemer01] gedurende zijn arbeidsongeschiktheid. Beide voorgaande verzoeken op laste van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor elke dag dat Hago Zorg niet aan deze veroordeling voldoet.

4.Het verweer en het zelfstandig verzoek

4.1.
Hago Zorg verweert zich tegen het verzoek. Zij stelt zich op het standpunt dat er wel degelijk sprake is van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Gelet op de gegeven omstandigheden kan van Hago Zorg niet gevergd worden om het dienstverband tussen partijen te laten voortduren. Uit de verklaringen van de medewerkers van de opdrachtgever blijkt voldoende dat [werknemer01] grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond. Verder is Hago Zorg van mening dat het ontslag op staande voet onverwijld is verleend. Hago Zorg heeft als werkgever zorgvuldig gehandeld door na de melding van haar opdrachtgever over het gedrag van [werknemer01] eerst uitvoerig onderzoek te verrichten, voordat over werd gegaan tot het ontslag op staande voet. Het onderzoek is ook met de grootst mogelijke voortvarendheid uitgevoerd. Verder heeft Hago Zorg [werknemer01] voldoende gelegenheid gegeven om op de beschuldigingen te reageren, maar hij heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
4.2.
Hago Zorg verzet zich tegen de verzochte voorlopige voorziening. Nergens blijkt uit dat [werknemer01] de uitkomst van deze procedure niet kan afwachten, nu de beslissing in deze procedure niet lang na de mondelinge behandeling zal worden genomen. [werknemer01] had ook een kort geding kunnen starten, maar heeft dat niet gedaan. Ook is er onvoldoende spoedeisend belang voor [werknemer01] om alvast tijdelijk terug te keren op het werk of om te re-integreren.
4.3.
In de zaak van het voorwaardelijk zelfstandig verzoek wordt door Hago Zorg verzocht de arbeidsovereenkomst met [werknemer01] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, g, h of i BW. Het verzoek is voorwaardelijk, namelijk voor het geval de arbeidsovereenkomst blijkt niet te zijn geëindigd door het aan [werknemer01] op staande voet gegeven ontslag. [werknemer01] heeft daartegen verweer gevoerd en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen.

5.De beoordeling

in de zaak van het verzoek en het zelfstandig verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd en (in het zelfstandig verzoek) om de vraag of de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden.
5.2.
[werknemer01] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Voor zover het verzoek betrekking heeft op de transitievergoeding, is het tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Onverwijldheid
5.3.
[werknemer01] stelt zich op het standpunt dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. In dat kader stelt [werknemer01] dat Hago Zorg al op 3 januari 2023 bekend was met de vermeende beschuldigingen door de opdrachtgever, en vervolgens pas op 23 januari 2023 over is gegaan tot het ontslag op staande voet. Mocht het al zo zijn dat Hago Zorg in die periode onderzoek heeft verricht, dan is er alsnog geen aanleiding voor een dergelijke lange termijn.
5.4.
Hago Zorg is van mening dat zij het ontslag op staande voet wel degelijk onverwijld heeft gegeven. Volgens Hago Zorg moet gekeken worden naar het moment waarop de feiten die aan het ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd, bekend zijn geworden bij de partij die bevoegd was het ontslag te verlenen, in dit geval dus Hago Zorg. Hago Zorg stelt dat zij meteen na de melding van de opdrachtgever over is gegaan tot het verrichten van onderzoek. Tijdens de mondelinge behandeling stelt Hago Zorg dat het onderzoek enige tijd in beslag heeft genomen omdat zij afhankelijk was van de opdrachtgever, nu zij bij de opdrachtgever informatie moest inwinnen en via de opdrachtgever in contact moest komen met de betrokken receptie-medewerkers.
5.5.
De kantonrechter is met Hago Zorg van oordeel dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven. Het is wellicht niet gebruikelijk dat er een termijn van (ongeveer) drie weken zit tussen een feitelijke melding en het daaropvolgende ontslag op staande voet, maar in dit geval is daar zijdens Hago Zorg voldoende aanleiding voor geweest. Hago Zorg werd immers geconfronteerd met een externe melding van haar opdrachtgever over een van haar werknemers. Voordat dan tot een ontslag op staande voet kan worden overgegaan, ligt het op de weg van een werkgever om eerst een gedegen onderzoek uit te voeren naar de vermeende beschuldigingen. Zij mag daarin, zoals Hago Zorg terecht stelt, niet blind varen op mededelingen van haar opdrachtgever. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Hago Zorg haar onderzoek naar de vermeende beschuldigingen voldoende zorgvuldig en voortvarend uitgevoerd. Daar komt bij dat Hago Zorg [werknemer01] gedurende het onderzoek meerdere malen heeft geïnformeerd over de voortgang van het onderzoek, zoals Hago Zorg onweersproken stelt. Gelet op het voorgaande is het ontslag op staande voet onverwijld gegeven.
Dringende reden
5.6.
Ingevolge artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.7.
In haar beoordeling van de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet dient de kantonrechter alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang bezien, in aanmerking te nemen. Daarbij moet de aard en ernst van de aangevoerde dringende reden worden afgewogen tegen de door de werknemer aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Relevante omstandigheden daarbij kunnen zijn de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer zijn werk heeft uitgevoerd en persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Dit neemt niet weg dat ook in het geval dat een ontslag op staande voet ingrijpende gevolgen heeft sprake kan zijn van een gerechtvaardigde beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
5.8.
Aan het gegeven ontslag heeft Hago Zorg ten grondslag gelegd dat [werknemer01] (seksueel) grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond richting drie medewerkers van de opdrachtgever, als gevolg waarvan de positie van [werknemer01] als werknemer onhoudbaar is geraakt. Een nadere omschrijving van het vermeende gedrag is door Hago Zorg gegeven in haar brief van 4 januari 2023 (zie overweging 2.5). Daarnaast heeft [werknemer01] met zijn handelen de commerciële positie van Hago Zorg geschaad. Ter onderbouwing van haar stelling heeft Hago Zorg geanonimiseerde getuigenverklaringen van de drie desbetreffende medewerkers overgelegd.
5.9.
[werknemer01] betwist met klem dat hij het door Hago Zorg gestelde gedrag heeft vertoond. Verder twijfelt [werknemer01] over de authenticiteit van de verklaringen, nu Hago Zorg drie geanonimiseerde en identieke vragenlijsten heeft overgelegd die door de werkgever zelf zijn opgesteld en ook niet door de medewerkers zijn ondertekend.
5.10.
De kantonrechter overweegt als volgt. De stelplicht en bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen bij de werkgever. Het uitgangspunt daarbij is dat in zaken die voortvloeien uit de Wet werk en zekerheid (WWZ), zoals deze zaak, het bewijsrecht in beginsel van toepassing is, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. In dit geval verzet de aard van de zaak zich niet tegen toepassing van het bewijsrecht. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [werknemer01] is het aan Hago Zorg om haar stellingen nader te onderbouwen, zodat Hago Zorg conform haar aanbod tot bewijslevering zal worden toegelaten.
5.11.
Aan haar tegenverzoek heeft Hago Zorg dezelfde beschuldigingen ten grondslag gelegd als aan het ontslag op staande voet. Ook ten aanzien van dit verzoek geldt dat de bewijslast voor de genoemde gronden op Hago Zorg rust. Om deze reden zal de opgedragen bewijsopdracht ook gelden voor het tegenverzoek.
in de voorlopige voorziening
5.12.
Nu in deze beschikking geen (eind-)beslissing wordt gegeven over het verzoek van [werknemer01] , heeft [werknemer01] belang bij zijn verzoek om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Door [werknemer01] zijn, kort gezegd, de volgende voorlopige voorzieningen verzocht:
I. veroordeling van Hago Zorg om gedurende dit geding te voldoen het salaris vanaf
23 januari 2023 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd;
II. het Hago Zorg te gebieden om binnen zeven dagen na de datum van beschikking
gevolg te geven aan haar verplichtingen als werkgever in het kader van de Wet verbetering poortwachter, waaronder in ieder geval om haar bedrijfsarts contact op te laten nemen met [werknemer01] voor controle en verzuimbegeleiding, en eventuele wedertewerkstelling indien dit mogelijk is.
5.13.
Ten aanzien van de verzochte loondoorbetaling heeft [werknemer01] een spoedeisend belang, nu het gaat om een verzoek tot loonbetaling na een ontslag op staande voet en omdat in de hoofdzaak op korte termijn geen definitieve uitspraak wordt gedaan. Van [werknemer01] kan niet worden gevergd dat hij de afloop van de bodemzaak afwacht. Derhalve zal op het verzoek om een voorlopige voorziening eerst en vooraf worden beslist.
5.14.
Vooropgesteld wordt dat voor de toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening een belangenafweging vereist is. Van belang in deze afweging zijn de te verwachten resterende duur van de hoofdzaak, alsmede de proceskansen daarin. In dit incident is immers geen plaats voor nadere bewijslevering. Dit zal in de hoofdzaak moeten gebeuren.
5.15.
Zoals reeds overwogen staat in deze zaak centraal de vraag of het gegeven ontslag op staande voet al dan niet rechtsgeldig is, dan wel of de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden. De standpunten van partijen hieromtrent staan lijnrecht tegenover elkaar. Op dit moment is (nog) niet vast komen te staan dat [werknemer01] zich schuldig heeft gemaakt aan de door Hago Zorg gestelde gedragingen. In de hoofdzaak is Hago Zorg in de gelegenheid gesteld om nader bewijs te leveren. Op dit moment kan in het kader van de incidentele verzoeken redelijkerwijs niet worden vooruitgelopen op de proceskansen. Gelet op de gegeven bewijsopdracht is er thans binnen afzienbare tijd geen zicht op een beslissing in de hoofdzaak. In dat kader dient het belang van [werknemer01] om gedurende het geding een inkomensvoorziening te hebben te prevaleren, zeker nu [werknemer01] tijdens de mondelinge behandeling onweersproken heeft gesteld dat hij zijn lopende huur niet kan betalen en daarom het risico loopt met zijn gezin op straat terecht te komen. De kantonrechter overweegt dat er in deze zaak een zekere mate van restitutierisico bestaat, maar dit doet gelet op de persoonlijke omstandigheden van [werknemer01] niets af aan haar beslissing. De verzochte voorziening tot loondoorbetaling zal dan ook met ingang van 23 januari 2023 worden toegewezen. Nu Hago Zorg het loon te laat heeft betaald zullen de gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente ook worden toegewezen, zij het dat de wettelijk verhoging zal worden beperkt tot 10%.
5.16.
Ten aanzien van de tweede verzochte voorlopige voorziening wordt als volgt overwogen. Door [werknemer01] is verzocht om Hago Zorg te verplichten tot medewerking aan de re-integratie van [werknemer01] en, zodra dit weer mogelijk is, tot wedertewerkstelling. Met Hago Zorg is de kantonrechter van oordeel dat er onvoldoende spoedeisend belang is voor [werknemer01] om in afwachting van deze procedure een re-integratietraject op te starten of om weer terug te keren op werk. Hiervoor is immers reeds geoordeeld dat het loon van [werknemer01] gedurende deze procedure zal worden doorbetaald, zodat [werknemer01] in ieder geval voorlopig weer in zijn levensbehoefte kan voorzien. De verzochte voorlopige voorziening zal om die reden worden afgewezen.
5.17.
Gelet op de aard van deze procedure ziet de kantonrechter aanleiding om partijen ieder hun eigen proceskosten in het incident te dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak van het verzoek en het zelfstandig verzoek
- laat Hago Zorg toe tot het leveren van het bewijs, met alle middelen rechtens, dat [werknemer01] uitspraken heeft gedaan zoals door Hago Zorg benoemd in haar brief van 4 januari 2023, dan wel vergelijkbare of andersoortige uitspraken heeft gedaan, waarbij zeer persoonlijke vragen door hem aan medewerkers van de opdrachtgever zijn gesteld en/of opmerkingen zijn gemaakt over (liefdes)relaties en fysieke kenmerken;
- bepaalt dat de zaak wordt aangehouden tot
29 juni 2023 om 10:00 uur, teneinde Hago Zorg in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over of zij het door haar aangeboden (getuigen)bewijs wenst te leveren, dan wel dat zij daarvan om haar moverende redenen wenst af te zien, en indien zij dat wenst, dit te doen door het voorbrengen van getuigen, onder opgave van de namen en woonplaatsen van de voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdata van alle betrokkenen in de maanden juli 2023, augustus 2023 en september 2023, zodat alsdan een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
- bepaalt dat, indien Hago Zorg het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. E.A.W. Schippers op een nader te bepalen dag en tijdstip in het Paleis van Justitie te Den Haag aan de Prins Clauslaan 60;
- houdt iedere verdere beslissing aan;
in de voorlopige voorziening
- veroordeelt Hago Zorg tot betaling aan [werknemer01] van het loon ter hoogte van laatstelijk € 2.025,- per vier weken, vermeerderd met de vakantietoeslag en overige emolumenten, voor zover reeds verschuldigd, met ingang van 23 januari 2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging in de zin van artikel 7:625 BW met een maximum van 10% over het achterstallige loon, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente, telkens te rekenen vanaf de datum van verzuim tot aan de dag dat een eindbeschikking wordt gegeven.
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
- bepaalt dat iedere partij in het incident de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door mr. E.A.W. Schippers, kantonrechter en op 1 juni 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter