ECLI:NL:RBDHA:2023:9121

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3135
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning IVA-uitkering en beoordeling van nieuwe feiten in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 4 juli 2023, is het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser had in 2021 een aanvraag ingediend voor een IVA-uitkering, welke hem eerder was geweigerd op basis van de WIA. De rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om de eerdere besluiten uit 2011 en 2015 te herzien. Eiser, die sinds 2015 met lichamelijke en psychische klachten kampt, had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was geweigerd omdat zijn arbeidsongeschiktheid toen onder de 35% lag. In 2021 werd hem een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar de verzekeringsarts concludeerde dat er geen reden was om terug te komen op de eerdere beoordelingen. Eiser stelde dat hij financieel gedupeerd was door de eerdere weigeringen en dat nieuwe medische informatie van zijn psycholoog als nieuw feit moest worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts voldoende onderzoek had gedaan en dat er geen nieuwe medische inzichten waren die de eerdere besluiten konden ondermijnen. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht het verzoek van eiser om terug te komen op de eerdere besluiten had afgewezen, en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2399

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

gemachtigde: F. Reith,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
gemachtigde: mr. T. Eversteijn.

Procesverloop

In het besluit van 23 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat hij vanaf 11 januari 2021 in aanmerking komt voor een loongerelateerde WGA-uitkering [1] op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
In het besluit van 15 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en aan eiser vanaf 11 januari 2021 een IVA-uitkering [2] toegekend.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 mei 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiser werkte vanaf 30 juni 2008 als vrachtwagenchauffeur/algemeen medewerker voor gemiddeld 35,36 uur per week bij een boomkwekerij. Per 3 augustus 2009 viel hij voor dit werk uit met lichamelijke en psychische klachten. Een WIA-uitkering werd per
1 augustus 2011 geweigerd omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedroeg.
1.2
Eiser is vervolgens gaan werken als metrobestuurder met variabele uren van 20 tot 24 uur per week. Daarnaast ontving hij een gedeeltelijke uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Eiser meldde zich per 7 december 2015 ziek met lichamelijke en psychische klachten waarna een Amber-beoordeling plaatsvond. Een WIA-uitkering werd per 7 december 2015 geweigerd omdat ten opzichte van de eerdere WIA-beoordeling geen sprake was van toegenomen beperkingen. Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 17 augustus 2016 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft bij uitspraak van 13 april 2018 [3] het hiertegen ingediende beroep (na benoeming van een deskundige) gegrond verklaard, het besluit van 17 augustus 2016 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten.
1.3
Eiser werkte vanaf 17 juli 2017 als chauffeur voor gemiddeld 22,48 uur per week bij [bedrijfsnaam] B.V. Per 14 januari 2019 viel hij uit voor dit werk met lichamelijke en psychische klachten. Eiser is gediagnosticeerd met bloedkanker. Hij ontving vanaf 14 januari 2019 een ZW-uitkering. Op 7 februari 2020 vroeg eiser een WIA-uitkering aan. Een WIA-uitkering werd per 17 januari 2019 geweigerd omdat de vorige WIA-aanvraag langer dan vijf jaar geleden was afgewezen.
1.4
Op 26 oktober 2020 heeft eiser nogmaals een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, waarna het primaire besluit is genomen.
2.1
Met het primaire besluit is met ingang van 11 januari 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering aan eiser toegekend, gebaseerd op de arbeidsongeschiktheidsklasse 80 tot 100%. Hieraan ligt onder meer het rapport van de verzekeringsarts van 15 juli 2021 ten grondslag. De verzekeringsarts is hierin tot de conclusie gekomen dat de belastbaarheid zoals die is vastgesteld in de vorige bezwaar- en beroepsprocedure nog grotendeels aan de orde is. Daarnaast heeft de verzekeringsarts een urenbeperking op preventieve en energetische gronden vastgesteld, waarbij het gaat om 4 uur per dag 16 uur per week.
2.2
Verweerder heeft in het bestreden besluit aan eiser met ingang van 11 januari 2021 een IVA-uitkering toegekend. Hieraan ligt onder meer het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 21 februari 2022 ten grondslag. De verzekeringsarts b&b acht bij eiser het perspectief op verbetering afwezig. Daarbij stelt verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt dat er geen redenen zijn om terug te komen van de eerdere besluiten die in 2015 en daarvoor zijn genomen. Er zijn geen medische, nieuwe feiten kenbaar gemaakt.
3. Eiser meent dat hij al veel eerder recht had op een WIA-uitkering. Hij wordt financieel gedupeerd omdat zijn IVA-maandloon nu gebaseerd is op zijn inkomen uit zijn laatste werk als chauffeur. Als de relevante mate van arbeidsongeschiktheid in 2011 of in 2015 zou zijn vastgesteld, dan zou zijn huidige IVA-maandloon veel hoger zijn. De beschikbare medische informatie van zijn psycholoog kan als nieuw feit aangemerkt worden omdat het betrekking heeft op zijn medische situatie in de afgelopen jaren. Als verweerder de brief van de behandelend psycholoog aanmerkt als een nieuw feit en terugkomt op de eerdere beoordeling dan kan de schade van eiser deels worden gecompenseerd.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5. Niet in geschil is dat eiser volledig en duurzaam arbeidsongeschikt. Ook is niet in geschil dat voor een Amber-beoordeling geen plaats (meer) is omdat de ziekmelding per
7 december 2015 al een Amber-beoordeling was. Verder heeft eiser in beroep naar voren gebracht dat hij formeel niet aan de criteria voor een ‘medische afzakker’ voldoet, zodat ook dit geen punt van geschil is.
6. Partijen zijn het er over eens dat eiser met het bezwaar (ook) heeft verzocht om terug te komen op de eerdere weigeringen in 2011 en 2015 om hem een WIA-uitkering te verstrekken. In een dergelijk geval is de aanvrager op grond van artikel 4:6 van de Awb gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aan te dragen die deze aanvraag ondersteunen.
7.1
De rechtbank is van oordeel dat aan het bestreden besluit een zorgvuldig medisch onderzoek ten grondslag ligt. De verzekeringsarts b&b heeft dossierstudie verricht en daarbij de reeds bekende als ook de recentste medische informatie, waaronder de medische informatie van de GZ-psycholoog van 29 maart 2021, bij zijn onderzoek betrokken. De verzekeringsarts b&b heeft zijn conclusies voldoende begrijpelijk neergelegd in het rapport van 21 februari 2022.
7.2
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd zoals hiervoor, onder punt 6. bedoeld. De rechtbank acht de motivering van de verzekeringsarts b&b op dit punt voldoende. Er zijn in de bezwaarprocedure geen nieuwe medische inzichten naar voren zijn gekomen die aanleiding geven om de beoordeling uit het verleden te herzien. In het bijzonder niet ten aanzien van de vastgestelde beperkingen. Er is geen concrete medische informatie beschikbaar, althans overgelegd, waaruit volgt dat de verzekeringsartsen bij de beoordelingen in 2011 en 2015 over het ontbreken van een medische urenbeperking, een onjuist standpunt hebben ingenomen. De medische informatie van de GZ-psycholoog waarnaar eiser verwijst, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel omdat de hierin vermelde onderzoeksbevindingen geen betrekking hebben op de medische situatie van eiser in 2011 dan wel 2015.
8. Er is geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden. Verweerder mocht het verzoek van eiser om terug te komen op de eerdere weigeringen om hem een WIA-uitkering te verstrekken dan ook afwijzen. Voor het oordeel dat de weigering om terug te komen van de eerdere besluitvorming evident onredelijk is, ziet de rechtbank, in het licht van wat eiser in het voorliggende geval heeft aangevoerd, geen aanleiding.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaard het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten
2.Een uitkering op basis van de inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten op grond van de Wet WIA.
3.SGR 16/7786