ECLI:NL:RBDHA:2023:9118
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvragen van Iraakse eisers op grond van onvoldoende geloofwaardige onderbouwing van vervolgingsrisico
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan over de asielaanvragen van twee Iraakse eisers, die samen met hun drie minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hebben aangevraagd. De aanvragen zijn door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de rechtbank in eerdere uitspraken had geoordeeld dat de problemen die de eisers ondervonden niet voldoende waren onderbouwd. De eisers hebben in hun beroep aangevoerd dat zij vanwege hun geheime relatie en de achtergrond van eiser als zigeuner, alsook de sjiitische afkomst van eiseres, te vrezen hebben voor vervolging in Irak. De rechtbank heeft de verklaringen van eisers en de ingediende documenten beoordeeld, waaronder een dreigbrief die zij hadden ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen inconsistent waren en dat de dreigbrief niet voldoende bewijs bood voor de gestelde problemen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar Irak een reëel risico lopen op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvragen door verweerder bevestigd.