In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2023 een tussenuitspraak gedaan in een burengeschil tussen twee partijen, aangeduid als eisers en gedaagden. De eisers, eigenaren van een woning aan [adres 2], hebben gedaagden, eigenaren van een aangrenzende woning aan [adres 1], aangeklaagd voor schadevergoeding en herstelwerkzaamheden aan mandelige eigendommen. De eisers stellen dat er een acuut gevaar voor instorting van hun woning bestaat en dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door verbouwingen uit te voeren die schade hebben veroorzaakt. De eisers vorderen onder andere een bankgarantie en betaling van herstelkosten.
Gedaagden hebben in het incident een vordering ingediend om de verkoper van hun woning, aangeduid als [naam 3], in vrijwaring op te roepen. Zij stellen dat, indien de vorderingen van eisers worden toegewezen, [naam 3] verantwoordelijk is voor de kosten, omdat deze op de hoogte waren van de gebreken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de oproeping in vrijwaring toewijsbaar is, omdat gedaagden voldoende hebben aangetoond dat zij recht en belang hebben om de gevolgen van een ongunstige uitspraak op [naam 3] te verhalen.
De rechtbank heeft beslist dat de oproeping van [naam 3] door gedaagden is toegestaan en dat de proceskosten in het incident worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De hoofdzaak zal opnieuw op de rol komen voor conclusie van antwoord. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 5 juli 2023.