Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 augustus 2022, met producties 1 t/m 3;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 10;
- het tussenvonnis van 22 februari 2023 waarbij een mondelinge behandeling is gelast.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak vordert eiser, die in België is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar, dat de rechtbank bepaalt dat de tenuitvoerlegging van deze straf in Nederland onrechtmatig is. Eiser stelt dat het specialiteitsbeginsel is geschonden, omdat hij in België is veroordeeld voor feiten die ook in Frankrijk zijn gepleegd, terwijl de overlevering van Nederland naar België enkel betrekking had op specifieke feiten. De Staat der Nederlanden betwist de vordering en stelt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken in de weg staat aan de toewijzing van de vorderingen van eiser. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van eiser moeten worden afgewezen, omdat de erkenning van de Belgische veroordeling in Nederland rechtmatig is en er geen aanwijzingen zijn voor een flagrante schending van fundamentele beginselen van een behoorlijke rechtspleging. De rechtbank concludeert dat eiser de vermeende schending van het specialiteitsbeginsel niet opnieuw kan voorleggen aan de civiele rechter, aangezien hij in de Belgische strafprocedure rechtsbescherming heeft genoten. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.