ECLI:NL:RBDHA:2023:9088

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
NL21.19409
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman. Verweerder in deze zaak is de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker om proceskostenvergoeding. Dit verzoek volgde op een beroepsprocedure die verzoeker had aangespannen omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na de beslissing van verweerder op 24 februari 2022 heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten.

De rechtbank heeft in overweging genomen dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker recht heeft op vergoeding van zijn proceskosten, omdat verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 418,50 aan proceskosten, gebaseerd op de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de regels in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De rechtbank heeft geconcludeerd dat, gezien de aard van de zaak en het feit dat er geen andere kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, het toegekende bedrag lager is dan gebruikelijk. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.19409
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman), en
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verzoeker is op 13 december 2021 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. Op 24 februari 2022 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van eiser. De rechtbank leidt hieruit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van eiser te betalen. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder de proceskosten van eiser moet vergoeden.
5. Omdat verweerder pas nadat verzoeker in beroep is gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag omdat verzoeker een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen.
6. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag
van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Zoon, griffier.
31 mei 2023
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.