ECLI:NL:RBDHA:2023:9088
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman. Verweerder in deze zaak is de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker om proceskostenvergoeding. Dit verzoek volgde op een beroepsprocedure die verzoeker had aangespannen omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na de beslissing van verweerder op 24 februari 2022 heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten.
De rechtbank heeft in overweging genomen dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker recht heeft op vergoeding van zijn proceskosten, omdat verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 418,50 aan proceskosten, gebaseerd op de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de regels in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank heeft geconcludeerd dat, gezien de aard van de zaak en het feit dat er geen andere kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, het toegekende bedrag lager is dan gebruikelijk. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.