ECLI:NL:RBDHA:2023:9072

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
NL23.11238
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiseres. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder in deze zaak. Eiseres had op 12 april 2023 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Duitsland volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van haar aanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. Tijdens de zitting op 9 juni 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat het niet in geschil was dat Duitsland verantwoordelijk was voor de asielaanvraag van eiseres, aangezien zij een visum voor Duitsland had verkregen. De Duitse autoriteiten hadden ook aangegeven bereid te zijn om de aanvraag te behandelen. Eiseres had aangevoerd dat zij in Nederland goede vrienden had en dat zij graag wilde studeren aan een Nederlandse universiteit, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet relevant waren voor de vraag of Nederland de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag moest overnemen.

Daarnaast heeft eiseres gesteld dat zij in Duitsland gedwongen werd om terug te keren naar Syrië voordat haar visum was verlopen. De rechtbank wees erop dat Duitsland gebonden is aan de Europese asielrichtlijnen en dat eiseres in Duitsland asiel had kunnen aanvragen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de overdracht aan Duitsland zou leiden tot indirect refoulement. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat verweerder de proceskosten van eiseres niet hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 9 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.11238
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. E.G. Grigorjan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.R.J. Maas).

Procesverloop

Bij besluit van 12 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om voorlopige voorziening, zaak NL23.11239, op 9 juni 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Fayez. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Het is niet in geschil dat op grond van de Dublinverordening het asielverzoek van eiseres door Duitsland in behandeling moet worden genomen. Die verantwoordelijkheid vloeit voort uit het gegeven dat eiseres een visum voor dat land heeft gekregen. De Duitse autoriteiten hebben zich bereid verklaard om de asielaanvraag te behandelen.
2. Niet is gebleken van een belemmering om eiseres aan Duitsland over te dragen. Eiseres heeft in dit verband verklaard dat zij in Duitsland niemand heeft, terwijl zij in Nederland goede vrienden heeft. Verweerder heeft hiervan kunnen zeggen dat dat geen relevante omstandigheden zijn voor de vraag of Nederland de verantwoordelijkheid aan zich zou moeten trekken. Dat geldt ook voor de verklaring van eiseres dat ze graag wil studeren aan een Nederlandse universiteit.
3. Voor zover zij daarnaast bij zienswijze en in beroep heeft gesteld dat zij in Duitsland min of meer gedwongen werd om nog vóór de afloop van de geldigheidsduur van het aan haar verleende visum terug te keren naar Syrië, heeft verweerder terecht op gewezen op het claimakkoord en de gebondenheid van Duitsland aan de Europese asielrichtlijnen. Eiseres had dan ook asiel kunnen vragen in Duitsland. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat de overdracht aan Duitsland in haar geval zal leiden tot indirect refoulement. Zoals verweerder ten slotte ook heeft overwogen heeft eiseres in Duitsland de mogelijkheid om te klagen over eventuele schending van haar rechten als asielzoekster.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Verweerder hoeft de door eiseres gemaakte proceskosten niet te vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2023 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.