ECLI:NL:RBDHA:2023:9063
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt de rechtmatigheid van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is op 24 april 2023 opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft eerder, op 15 mei 2023, beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft op 13 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Eiser had aangevoerd dat er onvoldoende voortgang was, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris na het vertrekgesprek op 4 mei 2023 op 5 juni 2023 twee gesprekken heeft gevoerd, waarvan één met een Arabische tolk. De rechtbank oordeelt dat er geen omstandigheden zijn die de voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig maken. De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af en stelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.