ECLI:NL:RBDHA:2023:9044

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
NL23.7083
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die Nigeriaanse nationaliteit claimt. De maatregel van bewaring was op 2 mei 2022 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 9 maart 2023 is opgeheven, waardoor de beoordeling zich richtte op de vraag of de bewaring onrechtmatig was geweest voorafgaand aan de opheffing.

De rechtbank heeft eerder, op 27 januari 2023, geoordeeld dat de maatregel van bewaring tot dat moment rechtmatig was. Eiser stelde dat de bewaring onrechtmatig was geworden na een uitspraak op 8 maart 2023, waarin de rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris een nieuwe beslissing moest nemen op het bezwaarschrift van eiser. De rechtbank heeft echter geen aanleiding gezien om te oordelen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was tot de opheffing op 9 maart 2023. Eiser heeft geen voldoende onderbouwing gegeven voor zijn standpunt dat de maatregel onrechtmatig was, en de rechtbank concludeert dat er geen reden is om te oordelen dat er geen redelijk zicht op uitzetting was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier N.J.R. Kalaykhan, en is openbaar gemaakt op 21 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.7083
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A. Berends),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 mei 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft op 9 maart 2023 de maatregel van bewaring opgeheven. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1971.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 27 januari 2023 (in de zaak NL23.491) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Op 8 maart 2023 is uitspraak gedaan in eisers beroepsprocedure in – kort gezegd – de artikel 64-procedure.1 In die uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder een nieuwe beslissing moet nemen op eisers bezwaarschrift en is bij wijze van een voorlopige voorziening bepaald dat de uitzetting van eiser is geschorst tot op het bezwaar is beslist.
5. Volgens eiser is in ieder geval met die uitspraak van de rechtbank op 8 maart 2023 de bewaring onrechtmatig geworden. Eiser voert daartoe aan dat verweerder er gelet op het verloop van de zitting in de artikel 64-procedure en het gepubliceerde informatiebericht IB 2022/109 rekening mee diende te houden dat het beroep in die procedure gegrond zou worden verklaard. Er moet namelijk nieuw medisch beleid worden uitgebracht door verweerder en het oude beleid, waarop verweerder zijn beslissing in de artikel 64-procedure had gebaseerd, is niet langer geldig. Om die reden kon niet worden vastgehouden aan het bestreden besluit in de artikel 64-procedure. Dit had verweerder op voorhand duidelijk kunnen en moeten zijn.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was tot moment van opheffing daarvan op 9 maart 2023. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 27 januari 2023, waarin onder meer is geoordeeld dat de artikel 64-procedure niet ter toetsing voorligt bij de bewaringsrechter en dat een voorlopige voorziening een tijdelijke belemmering vormt voor uitzetting.
7. Eiser heeft geen andere onderbouwing gegeven voor zijn standpunt dat de maatregel van bewaring met ingang van 8 maart 2023 (of eerder) onrechtmatig zou zijn. Voor zover eiser heeft bedoeld te stellen dat er vanwege de noodzaak tot publicatie van nieuw beleid geen redelijk zicht op uitzetting (meer) was, overweegt de rechtbank het volgende. Uit de uitspraak van 8 maart 2023 volgt dat verweerder nieuw beleid moet publiceren en binnen zes weken daarna een nieuwe beslissing op eisers bezwaar moet nemen. De rechtbank oordeelt dat ook dit een tijdelijk beletsel vormt. Er bestaat daarom geen aanleiding om te oordelen dat er geen redelijk zicht op uitzetting (meer) was.
8. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, overweegt de rechtbank dat zij niet van oordeel is dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. Zaaknummer NL22.21214.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.