ECLI:NL:RBDHA:2023:9042

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
NL23.7607
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit claimt. De maatregel van bewaring was op 7 oktober 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat er geen zitting nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure, omdat er al een maand geen vertrekgesprek heeft plaatsgevonden en zijn aanvraag voor een laissez passer al vijf maanden in behandeling is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende zicht op uitzetting is, mede omdat eiser onvoldoende medewerking verleent aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat verweerder recentelijk heeft geprobeerd een vertrekgesprek te voeren, maar eiser niet is verschenen.

De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat er geen aanleiding is om te oordelen dat verweerder de uitzetting onvoldoende voortvarend ter hand neemt. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.7607
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Verweerder heeft op 7 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1996.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 19 januari 2023 (in de zaak NL23.1012) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die
uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting, omdat er al een maand geen vertrekgesprek heeft plaatsgevonden. Verder stelt hij dat er geen zicht op uitzetting is op korte termijn, omdat eisers aanvraag voor een laissez passer (lp) al vijf maanden in behandeling is en de Marokkaanse autoriteiten hier nog niet op hebben gereageerd.
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat er geen zicht op uitzetting is. De rechtbank verwijst hiertoe naar haar hiervoor genoemde uitspraak van 19 januari 2023, rechtsoverweging 5. Daaraan voegt de rechtbank toe dat eiser tot op heden onvoldoende medewerking verleent aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit. Dit kan van invloed zijn op de tijd die de Marokkaanse autoriteiten nodig hebben bij de behandeling van zijn lp-aanvraag. Eén en ander leidt er in ieder geval niet toe dat het zicht op uitzetting van eiser naar Marokko thans ontbreekt.
6. Verweerder heeft voort het laatst op 17 februari 2023 getracht om een vertrekgesprek met eiser te voeren. Eiser is toen evenwel niet verschenen. In de omstandigheid dat er nadien geen vertrekgesprek meer heeft plaatsgevonden, ligt geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de uitzetting van eiser onvoldoende voortvarend ter hand neemt. Gelet op de opstelling van eiser, lijkt het vooralsnog niet aannemelijk dat de uitzettingsprocedure zou zijn bespoedigd als verweerder hem na 17 februari 2023 opnieuw zou hebben uitgenodigd voor een vertrekgesprek. Overigens staat het eiser vrij om zelf zo’n gesprek aan te vragen, als hij daaraan behoefte heeft. Verder geldt dat verweerder voor het laatst op 24 februari 2023 heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. Niet aangetoond is dat de uitzetting van eiser zou zijn bespoedigd, indien verweerder méér of andere handelingen had verricht.
7. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe de rechtbank gehouden is, is er geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. De beroepsgronden falen. Het beroep is dus ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 maart 2023

Documentcode: [documentnummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.