In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse man geboren in 2003, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft zijn aanvraag onderbouwd met claims van mishandeling en bedreiging in Marokko, alsook met medische klachten. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 juni 2023, waarbij zowel eiser als verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door gemachtigden.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat Marokko in het algemeen kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk niet veilig is in Marokko, noch dat hij niet kan terugkeren. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de medische omstandigheden van eiser niet leiden tot een verlening van de asielvergunning, omdat hij zijn klachten niet met voldoende bewijs heeft onderbouwd. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen connexiteit meer was tussen de zaken.
De uitspraak benadrukt dat het aan de eiser is om aan te tonen dat de algemene veronderstelling van veiligheid voor Marokkaanse vreemdelingen niet voor hem geldt. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de staatssecretaris niet verplicht was om een medisch onderzoek te laten uitvoeren, gezien het gebrek aan onderbouwing van eisers claims. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.