ECLI:NL:RBDHA:2023:9000

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
NL23.12358
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandelingstelling asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een man van Sierra Leoonse nationaliteit, tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn asielaanvraag buiten behandeling te stellen. Eiser had eerder meerdere asielaanvragen ingediend, waarvan de meeste zijn afgewezen. De laatste aanvraag, ingediend op 7 april 2023, werd buiten behandeling gesteld omdat eiser niet had gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie die essentieel waren voor zijn aanvraag. Eiser voerde aan dat hij niet goed was geïnformeerd en dat hij niet was bijgestaan door een gemachtigde tijdens de procedure. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat eiser zelf verantwoordelijk was voor het indienen van zijn aanvraag en hij voldoende informatie had ontvangen over de procedure. De rechtbank verwierp ook het verzoek om een voorlopige voorziening, aangezien het beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. D.C. Laagland, in aanwezigheid van griffier mr. J.R. Froma. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.12358 (beroep) en NL23.12359 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

ProcesverloopBij besluit van 19 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure buiten behandeling gesteld.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend (zaak NL23.12359).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.12359, op 1 juni 2023 op zitting behandeld.Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Eiser stelt van Sierra Leoonse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1983.
1.1.
Eiser heeft voor het eerst op 22 december 1999 een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 10 december 2001 ingewilligd. Eisers asielvergunning is op
1 juni 2004 verlopen. Op 5 mei 2004 heeft eiser opnieuw een asielaanvraag ingediend en deze is bij besluit van 30 maart 2010 afgewezen. Ook is toen een terugkeerbesluit uitgevaardigd. Op 28 januari 2013 heeft eiser opnieuw een asielaanvraag ingediend en deze is op 6 maart 2013 afgewezen. Bij uitspraak van 2 mei 2013 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem [1] het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. Bij besluit van 4 oktober 2013 is de aanvraag wederom afgewezen en een inreisverbod van 2 jaar opgelegd. Bij uitspraak van 16 juni 2014 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. [2] Bij uitspraak van 10 juli 2014 is deze uitspraak bevestigd door de hoogste bestuursrechter. [3] Op 6 januari 2016 heeft eiser opnieuw een asielaanvraag ingediend en deze is bij besluit van 26 september 2017 afgewezen. Het beroep en hoger beroep tegen dat besluit zijn ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 21 februari 2018 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. [4] Bij uitspraak van 22 juni 2018 is deze uitspraak bevestigd door de hoogste bestuursrechter. [5] Op 2 februari 2023 heeft eiser opnieuw een asielaanvraag ingediend en deze is bij besluit van 28 februari 2023 buiten behandeling gesteld. Hiertegen is geen rechtsmiddel ingediend.
1.2.
Op 7 april 2023 heeft eiser zijn huidige, zesde asielaanvraag, ingediend. Op het kennisgevingsformulier M35-O heeft hij aangekruist dat iets is gewijzigd in het beleid dat voor hem belangrijk is. Op de vraag om welke beleidswijziging het gaat, heeft eiser verklaard dat hij in levensgevaar verkeert en dat hij een facebookpagina heeft gezien waarop maffiajongens zijn foto hebben gepost.
Waarom heeft verweerder de aanvraag buiten behandeling gesteld?
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld, omdat eiser heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang zijn voor zijn aanvraag. [6]
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat de procedure onzorgvuldig is verlopen, omdat eiser niet is bijgestaan door een gemachtigde en hem niet is verteld wat hij met het voornemen moest doen. Verweerder heeft ten onrechte geen gebruik gemaakt van een tolk om hem dit duidelijk te maken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Niet (langer) in geschil is dat verweerder op 11 april 2023 het voornemen en op 19 april 2023 het bestreden besluit aan eiser in persoon heeft uitgereikt.
4.1.
Voor zover eiser aanvoert dat hij niet goed is geïnformeerd, zoals bedoeld in artikel 12 van de Procedurerichtlijn, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat het Kennisgevingsformulier Tweede of volgende asielaanvraag (M35-O) voldoende duidelijke en inzichtelijke informatie aan eiser verschaft teneinde alle voor hem van belang zijnde nieuwe feiten of omstandigheden naar voren te brengen. Dat een tolk had moeten worden ingeschakeld, volgt de rechtbank niet. In het dossier bevindt zich een verklaring van een medewerker van de IND waaruit volgt dat hij bij de uitreiking van het voornemen aan eiser in de Engelse taal, een taal die eiser machtig is, heeft aangegeven dat hij een week de tijd heeft om zijn aanvraag volledig te maken. Ook heeft hij aangegeven dat eiser daarbij eventueel de hulp van een advocaat kan inschakelen. De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaring te twijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder verder terecht mogen meewegen dat de onderhavige aanvraag reeds de zesde asielaanvraag is van eiser, zodat van eiser mag worden verwacht dat hij wist, in ieder geval dat hij had kunnen weten, wat van hem bij het indienen van een herhaalde asielaanvraag wordt verwacht.
Bijstand gemachtigde
4.2.
De rechtbank overweegt dat eiser zelf het besluit heeft genomen om een aanvraag in te dienen zonder hieraan voorafgaand rechtsbijstand te zoeken. Het moment waarop hij deze aanvraag indiende, heeft hij zelf kunnen bepalen. Dat hij heeft besloten om een aanvraag in te dienen zonder eerst rechtsbijstand te zoeken, komt dan ook voor zijn eigen rekening en risico. De stelling van eiser dat hij niet wist waar of hoe hij een advocaat moest vinden acht de rechtbank evenals verweerder onaannemelijk, temeer nu eiser zich in beroep heeft laten bijstaan door een gemachtigde en hij zich ook in voorgaande procedures heeft laten bijstaan door een gemachtigde.
4.3.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiser in dit kader niet had hoeven horen, nu uit artikel 39 en artikel 41 van de Vw volgt dat de zienswijze schriftelijk moet worden ingediend. De grond dat eiser graag mondeling op het voornemen had willen reageren kan dan ook niet slagen.
Conclusie
5. De aanvraag is terecht buiten behandeling gesteld. Het beroep is ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, nu het beroep ongegrond wordt verklaard en er niet langer sprake is van connexiteit.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr.J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zaaknummer AWB 13/6777 en 13/6780.
2.Zaaknummer: AWB 13/27792.
3.De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), zaaknummer: 201405729/1/V2.
4.Zaaknummer: NL17.11284.
5.Zaaknummer: 201802387/1/V2.
6.Op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).