ECLI:NL:RBDHA:2023:899

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
21/7275
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag starterskrediet op basis van WIA en belastbaarheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een starterskrediet van €10.000,- door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De aanvraag werd afgewezen op 2 juni 2021, en het Uwv handhaafde deze afwijzing in een besluit van 5 november 2021 na bezwaar. Eiser, die sinds 2019 een WIA-uitkering ontvangt, had de aanvraag ingediend om een onderneming te starten gericht op fiscaal en juridisch advies. De rechtbank behandelt de zaak op 24 januari 2023, waarbij eiser zich afmeldde wegens ziekte maar zijn zaak wilde voortzetten. De gemachtigde van het Uwv was aanwezig.

De rechtbank constateert dat eiser in zijn aanvraag niet voldoet aan de belastbaarheidseisen voor zelfstandig ondernemerschap, zoals vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige concludeerde dat de werkzaamheden van eiser niet verenigbaar zijn met zijn beperkingen, met name op het gebied van conflicthantering en het dragen van eindverantwoordelijkheid. Eiser betoogde dat er nooit conflicten zouden ontstaan door een overeenkomst, maar de rechtbank oordeelt dat ontevreden klanten wel degelijk conflicten kunnen veroorzaken.

De rechtbank oordeelt dat het Uwv de aanvraag om starterskrediet in redelijkheid heeft afgewezen, en dat de rapportages van de arbeidsdeskundigen voldoende onderbouwing bieden voor deze beslissing. Eiser heeft geen medische stukken overgelegd die de beperkingen in de FML in twijfel trekken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman en is openbaar uitgesproken op 7 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7275

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: M.A. Brouwer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser tot toekenning van een starterskrediet.
1.1.
Het Uwv heeft deze aanvraag met het besluit van 2 juni 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 5 november 2021 op het bezwaar van eiser is het Uwv bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich voorafgaand aan de zitting per e-mailbericht afgemeld vanwege ziekte. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij zijn rechtszaak wil voortzetten. De rechtbank leidt hieruit af dat de behandeling van het beroep ter zitting kan plaatsvinden. De gemachtigde van verweerder is verschenen.

Wat aan de procedure vooraf ging

2. Eiser was werkzaam als fiscaal adviseur voor gemiddeld 20,69 uur per week. Op 17 juli 2017 heeft hij zich ziek gemeld. Sinds 15 juli 2019 ontvangt hij een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De mate van arbeidsongeschiktheid is laatstelijk vastgesteld op 100%
.Eiser heeft op 15 april 2021 bij het Uwv een aanvraag gedaan om verlening van een starterskrediet ter hoogte van € 10.000,-, zodat hij een onderneming kan starten die gericht is op het geven van fiscaal- en juridisch advies, het verzorgen van boekhoudkundige administratie en het aanbieden van fysiek onderwijs over deze onderwerpen. Ter onderbouwing hiervan heeft hij onder andere een ondernemingsplan overgelegd.
2.1
De arbeidsdeskundige heeft naar aanleiding van de aanvraag van eiser in zijn rapportage van 1 juni 2021 toegelicht dat de belastbaarheid van eiser voor het laatst in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 8 februari 2021 (geldig vanaf 13 december 2020) is vastgesteld. Eiser werd toen beperkt bevonden in de rubrieken persoonlijk- en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. Volgens de arbeidsdeskundige komt de belastbaarheid van eiser niet overeen met de belasting die wordt gevraagd bij de uitoefening van de voorgenomen zelfstandige functie en het zelfstandig ondernemerschap. De arbeidsdeskundige ziet een conflict met de beperkingen genoemd in item 1.8 in de rubriek persoonlijk functioneren: eiser is aangewezen op werk zonder deadlines en productiepieken (kan een deadline of productiepieken enkele keren per dag aan), eiser is aangewezen op arbeid waarin geen hoog handelingstempo vereist is (kan een dwingend hoog werktempo niet aan) en met de beperking in item 2.8 (omgaan met conflicten) in de rubriek sociaal functioneren. Eiser kan een conflict met agressieve of onredelijke mensen uitsluitend in telefonisch of schriftelijk contact hanteren. Tot slot is er volgens de arbeidsdeskundige een conflict met item 2.12.. Eiser kan geen (grote) eindverantwoordelijkheid dragen.
2.2
In het kader van de heroverweging van het besluit van 2 juni 2021 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) in haar rapportage van 2 november 2021 geconcludeerd dat, in afwijking van de arbeidsdeskundige, er geen conflict is met de belastbaarheid genoemd in item 1.8 in de rubriek persoonlijk functioneren. Zij is echter met de arbeidsdeskundige van mening dat de werkzaamheden in de voorgenomen zelfstandige functie de belastbaarheid van eiser overschrijden op de aspecten omgaan met conflicten en het dragen van (grote) eindverantwoordelijkheid. Klanten (cursisten) en afnemers (betalende opdrachtgevers) kunnen onredelijk reageren als men het niet eens is met prijzen, inhoud van de lessen etc. Dat is inherent aan werk als zelfstandige waarbij men iets wil verkopen dat niet altijd aan de verwachtingen van een afnemer voldoet. Verder is men als zelfstandig ondernemer in een éénmansbedrijf wel degelijk eindverantwoordelijk voor het hele reilen en zeilen van de onderneming dus een belasting op dat aspect is in grote mate aanwezig. Dat eiser 30 jaar ervaring heeft in dit vakgebied zegt niets over zijn belastbaarheid op dit moment, aldus de arbeidsdeskundige b&b. Tot slot geeft zij aan dat, nu de aanvraag reeds is afgewezen op het punt van de belastbaarheid, niet is toegekomen aan de beantwoording van de vraag of het starten als zelfstandige de kortste weg naar werk is. Ook de financiële onderbouwing is daarom niet nader beoordeeld in bezwaar.

De beoordeling van de rechtbank

Het juridische kader
3. Op grond van artikel 15, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit kan het Uwv op aanvraag van een persoon als bedoeld in artikel 34a, eerste lid, van de Wet WIA en artikel 2:23, eerste lid, van de Wajong ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal een lening of borgtocht verstrekken tot ten hoogste een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag indien:
a. de arbeidsmarktpositie van die persoon daartoe aanleiding geeft; en
b. het starten van het bedrijf naar het oordeel van het Uwv voor betrokkene een reële optie is, gelet op diens beperking als gevolg van de handicap en het door hem opgestelde bedrijfsplan.
4. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv de aanvraag om een starterskrediet in redelijkheid heeft kunnen afwijzen. Daarbij heeft het Uwv de rapportages van de arbeidsdeskundigen kunnen betrekken. Daarin is toegelicht wat kenmerkend is voor het zijn van zelfstandig ondernemer en waarom in het geval van eiser sprake zou zijn van een overschrijding van zijn belastbaarheid. De arbeidsdeskundigen hebben met name van belang geacht dat eiser beperkt is op de aspecten omgaan met conflicten en het dragen van (grote) eindverantwoordelijkheid en dat dat zich niet verhoudt tot de zelfstandige functie die eiser wil gaan uitoefenen. Dat er volgens eiser nooit een conflict kan ontstaan vanwege een door beide partijen getekende overeenkomst van opdracht waarbij de prijs en de inhoudelijke werkzaamheden vast worden gelegd, neemt niet weg dat, zoals de arbeidsdeskundige b&b heeft toegelicht, klanten ontevreden kunnen zijn over de door eiser geleverde diensten en daarover een conflict kan ontstaan. Voor zover eiser betoogt dat de arbeidsdeskundigen zich niet hebben mogen baseren op de beperkingen die zijn neergelegd in de FML van 8 februari 2021 ten aanzien van de items conflicthantering en (grote) eindverantwoordelijkheid, is de rechtbank van oordeel dat de FML van 8 februari 2021 is opgesteld in het kader van de voortzetting van een WIA-uitkering. Tegen die besluitvorming is geen bezwaar ingesteld zodat van de juistheid van deze FML mag worden uitgegaan. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat eiser in beroep geen medische stukken heeft overgelegd die aanleiding geven tot twijfel aan de juistheid van de beperkingen op deze items in de FML van 8 februari 2021. In de overgelegde stukken van de orthopeed van 13 oktober 2021 en het huisartsenjournaal van 13 december 2021 staat geen informatie die iets zegt over de beperkingen ten aanzien van conflicthantering en (grote) eindverantwoordelijkheid.
Dat inmiddels in het kader van een herbeoordeling van de WIA een gewijzigde FML is opgesteld leidt evenmin tot een ander oordeel. Deze gewijzigde FML geeft de belastbaarheid per 5 september 2022 weer. Dat is ver na de periode die hier relevant is.
5. Voor zover eiser stelt dat het medisch onderzoek dat heeft geleid tot de FML van 8 februari 2021 onzorgvuldig was omdat hij niet is gezien door de verzekeringsarts en de FML is opgesteld na een enkel telefoongesprek met hem, overweegt de rechtbank dat dit buiten de omvang van het geding valt. De zorgvuldigheid van het medisch onderzoek had beoordeeld kunnen worden in een procedure rondom de WIA-uitkering. Dat die procedure niet is gevoerd betekent niet dat nu alsnog de zorgvuldigheid van dat medisch onderzoek ter discussie kan worden gesteld.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.