ECLI:NL:RBDHA:2023:8974
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. H.J. Metselaar, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op 23 mei 2023, waarbij ook de gemachtigde van eiser en een tolk aanwezig waren. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris op basis van artikel 30 van de Vreemdelingenwet 2000 heeft geoordeeld dat de aanvraag niet in behandeling genomen kon worden, omdat Kroatië als verantwoordelijke lidstaat is aangewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende onderzoek heeft gedaan naar de situatie in Kroatië en dat de informatie van de Kroatische autoriteiten voldoende garanties biedt dat Dublinclaimanten niet het risico lopen om zonder behandeling van hun asielverzoek te worden uitgezet.
Eiser heeft aangevoerd dat de situatie in Kroatië problematisch is, onder andere door het optreden van pushbacks. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de situatie aan de buitengrenzen van Kroatië niet vergelijkbaar is met die van Dublinclaimanten. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en geoordeeld dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. Het beroep is ongegrond verklaard en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.