ECLI:NL:RBDHA:2023:8972
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. H.J. Metselaar, niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening op 23 mei 2023 behandeld, samen met een andere zaak (NL23.12422). Tijdens de zitting waren de verzoeker, zijn gemachtigde, een tolk (M. Chazira) en de gemachtigde van de verweerder aanwezig. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom werd het verzoek afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin, en is openbaar gemaakt op 2 juni 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.