ECLI:NL:RBDHA:2023:8969
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Oostenrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielverzoek. Dit besluit, genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 25 april 2023, leidde tot beroep van verzoeker. Hij vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting vond plaats op 23 mei 2023, waarbij de gemachtigde van de verweerder aanwezig was, terwijl verzoeker en zijn gemachtigde zich afmeldden. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL23.12794) die verband houdt met het beroep van verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak was gedaan, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin, en is openbaar gemaakt op 1 juni 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.