ECLI:NL:RBDHA:2023:8942
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 11 mei 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 6 juni 2023 behandeld, waarbij alleen de gemachtigde van de verweerder aanwezig was.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, op basis van de Dublinverordening. Nederland heeft een verzoek om terugname aan Duitsland gedaan, dat door Duitsland is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder het bestreden besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd, vooral met betrekking tot zijn medische situatie. Hij heeft gesteld dat hij niet medisch is onderzocht en dat er indicaties zijn dat de overdracht aan Duitsland een risico vormt voor zijn gezondheid.
De rechtbank overweegt dat verweerder de medische situatie van eiser in het bestreden besluit heeft besproken en dat er geen aanwijzingen zijn dat eiser onder specialistische behandeling staat of dat er een behandelplan is. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat de medische voorzieningen in Duitsland van vergelijkbare kwaliteit zijn en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij bijzonder kwetsbaar is. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet gehouden was om nader onderzoek te doen naar de opvang en voorzieningen in Duitsland. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigt zij het besluit van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen.