Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam], verzoekster,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.H. Steenbergen, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het verblijfsdoel 'familie en gezin'. Deze aanvraag werd op 8 oktober 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Het bezwaar van verzoekster tegen deze afwijzing werd op 19 oktober 2022 ongegrond verklaard, waarna verzoekster beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.
Op 5 april 2023 trok verzoekster haar verzoek om een voorlopige voorziening in, maar vroeg tegelijkertijd om een proceskostenveroordeling voor de staatssecretaris. De voorzieningenrechter heeft verweerder de gelegenheid gegeven om op dit verzoek te reageren. De uitspraak werd gedaan op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), buiten zitting.
De voorzieningenrechter overwoog dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat deze artikelen ook van toepassing zijn op de procedure voor voorlopige voorzieningen. Aangezien het verzoek om voorlopige voorziening was ingetrokken omdat de staatssecretaris niet tegemoet was gekomen aan het verzoek, en er inmiddels op het beroep was beslist, was er geen aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De voorzieningenrechter wees het verzoek om proceskostenveroordeling daarom af als kennelijk ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.