ECLI:NL:RBDHA:2023:8941

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
NL21.17469
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure betreffende verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.H. Steenbergen, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het verblijfsdoel 'familie en gezin'. Deze aanvraag werd op 8 oktober 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Het bezwaar van verzoekster tegen deze afwijzing werd op 19 oktober 2022 ongegrond verklaard, waarna verzoekster beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

Op 5 april 2023 trok verzoekster haar verzoek om een voorlopige voorziening in, maar vroeg tegelijkertijd om een proceskostenveroordeling voor de staatssecretaris. De voorzieningenrechter heeft verweerder de gelegenheid gegeven om op dit verzoek te reageren. De uitspraak werd gedaan op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), buiten zitting.

De voorzieningenrechter overwoog dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat deze artikelen ook van toepassing zijn op de procedure voor voorlopige voorzieningen. Aangezien het verzoek om voorlopige voorziening was ingetrokken omdat de staatssecretaris niet tegemoet was gekomen aan het verzoek, en er inmiddels op het beroep was beslist, was er geen aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De voorzieningenrechter wees het verzoek om proceskostenveroordeling daarom af als kennelijk ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL21.17469
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoekster,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, (gemachtigde: J. Vreijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 8 oktober 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ afgewezen.
Bij besluit van 19 oktober 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 5 april 2023 heeft verzoekster het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb1 uitspraak buiten zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt
1. Algemene wet bestuursrecht.
ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Gelet op de dossierstukken is verweerder niet tegemoet gekomen aan het verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingetrokken omdat bij uitspraak van 31 maart 2023 is beslist op het beroep, waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft. Gelet op de uitkomst in de bodemprocedure is er geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af als kennelijk ongegrond.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.