ECLI:NL:RBDHA:2023:8926

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
NL23.765
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben. De maatregel van bewaring was eerder opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 11 oktober 2022, op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 23 januari 2023 heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder ook door een gemachtigde werd vertegenwoordigd.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was bevonden in een uitspraak van 8 december 2022. De huidige beoordeling richtte zich op de rechtmatigheid van de maatregel sinds het sluiten van het eerdere onderzoek. Eiser was niet verschenen bij de presentatie in persoon bij de Marokkaanse diplomatieke vertegenwoordiger op 17 januari 2023, wat door zijn gemachtigde als onduidelijk werd aangeduid. Eiser verzocht om aanhouding van de zaak, maar de rechtbank wees dit verzoek af, omdat de gemachtigde contact had kunnen opnemen met eiser en eiser zelf niet had gereageerd op de zitting.

De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te oordelen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 30 januari 2023, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.765
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.E.J.M. Bartels),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Verweerder heeft op 11 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een nader stuk in het geding gebracht.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 2000.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 8 december 2022 (in de zaak NL22.24264) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser is niet verschenen bij de presentatie in persoon bij de diplomatieke vertegenwoordiger van Marokko te Utrecht op 17 januari 2023. Het is volgens de gemachtigde van eiser onduidelijk waarom eiser niet is verschenen, omdat er geen verslag is geüpload. Gemachtigde van eiser heeft ter zitting medegedeeld dat zij eiser niet heeft kunnen confronteren met het niet volledig meewerken en omdat eiser niet voor de zitting is opgeroepen, heeft hij er ook niet zelf op kunnen reageren. Eiser verzoekt in dat kader primair om de zaak aan te houden. Secundair refereert eiser zich aan het oordeel van de rechtbank.
5. De rechtbank ziet in het door eiser gestelde geen aanleiding om het verzoek op aanhouding in te willigen. De rechtbank overweegt daartoe dat de gemachtigde van eiser (telefonisch) contact had kunnen opnemen met eiser om de stand van zaken te bespreken en eiser had zijn gemachtigde ook op de hoogte kunnen stellen. Met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, overweegt de rechtbank dat zij niet van oordeel is dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 januari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.