ECLI:NL:RBDHA:2023:8921

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
NL23.7681
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overdracht van een Algerijnse vreemdeling aan de autoriteiten van Zwitserland op basis van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Algerijnse eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 6 maart 2023, waarin was bepaald dat hij aan de autoriteiten van Zwitserland zou worden overgedragen. De rechtbank heeft op 31 mei 2023 de zaak behandeld, maar de eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen asielaanvraag in Nederland heeft ingediend, wat volgens artikel 26 van de Dublinverordening betekent dat het overdrachtsbesluit slechts een kennisgeving is. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij zijn asielwens daadwerkelijk heeft kenbaar gemaakt, ondanks zijn beweringen dat hij dit op verschillende momenten heeft gedaan. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de gemachtigde van de eiser geen relevante stukken heeft overgelegd die deze beweringen ondersteunen.

Daarnaast heeft de eiser verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7681

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.E.M. de Vries),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser aan de autoriteiten van Zwitserland zal worden overgedragen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 31 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Verweerder heeft het overdrachtsbesluit gebaseerd op artikel 26, eerste lid, van de Dublinverordening. [1] Daarin is bepaald dat de verzoekende lidstaat de betrokkene in kennis stelt van het besluit om hem over te dragen aan de verantwoordelijke lidstaat. In dit geval heeft Nederland de autoriteiten van Zwitserland op 2 maart 2023 gevraagd om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening. De Zwitserse autoriteiten hebben het verzoek op grond van artikel 18, eerste lid, onder d, geaccepteerd.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe aan dat hij op meerdere momenten zijn asielwens heeft kenbaar gemaakt. Onder meer heeft hij dat gedaan op 16 januari 2023 bij de Raad voor de Kinderbescherming. Daarnaast heeft eiser op 21 maart 2023 tijdens de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak nog een keer zijn asielwens kenbaar gemaakt. Eiser verwijst daarbij naar artikel 2, aanheft en onder h, van de Kwalificatierichtlijn [2] en een uitspraak van de Afdeling [3] van 18 januari 2017 [4] , waaruit volgt dat een verzoek om internationale bescherming vormvrij kan worden gedaan. De stukken waaruit blijkt dat eiser zijn asielwens kenbaar heeft gemaakt bevinden zich in het dossier van de gemachtigde van eiser.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser geen asielaanvraag heeft ingediend in Nederland. Uit artikel 26 van de Dublinverordening volgt dat een overdrachtsbesluit slechts een kennisgeving aan de vreemdeling is dat hij wordt overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat, als de vreemdeling geen asielaanvraag in Nederland heeft ingediend. [5] Hierbij hoeft verweerder niet te toetsen of de overdracht in strijd is met artikel 3 van het EVRM [6] , dan wel met artikel 4 van het Handvest. [7] Als de vreemdeling vreest bij overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat in een met de hiervoor genoemde artikelen strijdige situatie terecht te komen, kan hij dat laten beoordelen in een procedure op basis van een daartoe in Nederland ingediend asielverzoek. Dit heeft eiser echter niet gedaan. Eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij zijn asielwens daadwerkelijk kenbaar heeft gemaakt. Uit het bericht van de medewerker van het COA [8] van 2 maart 2023 volgt daarnaast dat eiser niet bij het COA voorkomt en geen asiel in Nederland heeft aangevraagd. Dat de gemachtigde van eiser wel stukken in haar bezit zou hebben waaruit blijkt dat eiser zijn asielwens kenbaar heeft gemaakt, leidt niet tot een ander oordeel nu deze stukken niet zijn overgelegd.
5. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van zijn beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiser overgelegde formulier heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Richtlijn 2011/95/EU.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.ECLI:NL;RVS:2017:75.
6.Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
7.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
8.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.