ECLI:NL:RBDHA:2023:8918

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
NL23.16453
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Algerijnse vreemdeling met onduidelijke nationaliteit en de afwijzing van het beroep tegen de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Algerijnse vreemdeling. Eiser, die zich in Nederland bevindt zonder rechtmatig verblijf, heeft tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 5 juni 2023, hield in dat aan eiser de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft gesteld dat hij de Algerijnse nationaliteit bezit, maar de autoriteiten hebben twijfels geuit over zijn identiteit en nationaliteit, waarbij ook de Libische nationaliteit ter sprake is gekomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op een juiste grondslag berust, gezien het ontbreken van rechtmatig verblijf en de risico's van onttrekking aan het toezicht. Eiser heeft de gronden voor de bewaring niet betwist, en de rechtbank oordeelt dat de zware gronden voldoende zijn om de maatregel te rechtvaardigen. Eiser heeft aangevoerd dat er lichtere middelen beschikbaar waren, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet effectief zouden zijn geweest in het ondervangen van het risico op onttrekking.

De rechtbank heeft ook de voortvarendheid van de staatssecretaris beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt in de voorbereiding van de uitzetting van eiser. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16453

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Khabote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn: [naam 2], [geboortedatum 1], in het bezit van de Algerijnse nationaliteit.
2. Aan eiser is op 24 april 2023 een terugkeerbesluit uitgereikt, waarin is aangenomen dat hij is geboren op [geboortedatum 2] en dat hij de Libische nationaliteit heeft. In het terugkeerbesluit is vastgesteld dat eiser niet rechtmatig in Nederland verblijft en is hem opgedragen om naar Libië terug te keren. Bij de presentatie van eiser hebben de Libische autoriteiten de Libische nationaliteit echter niet bevestigd. Zij hebben het vermoeden geuit dat eiser Marokkaan is. Naar aanleiding hiervan is aan eiser op 5 juni 2023 een aanvullend terugkeerbesluit uitgereikt, waarin hem wordt meegedeeld dat eiser dient terug te keren naar Marokko of Algerije.
3. De rechtbank stelt vast dat de maatregel berust op een juiste grondslag gezien het ontbreken van rechtmatig verblijf. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3g. in het Nederlandse rechtsverkeer gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste documenten;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld;
3. Eiser heeft de gronden niet betwist. De rechtbank stelt vast dat de zware gronden feitelijk juist zijn. Deze zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. De lichte gronden behoeven dan ook geen bespreking meer omdat dit niet kan leiden tot de conclusie dat de bewaring onrechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan bewaring. Verweerder is ervan op de hoogte dat eiser een Nederlandse vriendin heeft en zij bezoekt eiser ook in detentie. Eiser had gelet daarop bij zijn vriendin kunnen verblijven.
5. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen, is een risico op onttrekking aan het toezicht gegeven. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is toe te passen om dit risico te ondervangen. Verweerder heeft daarbij terecht betrokken dat eiser weliswaar stelt een Nederlandse vriendin te hebben, maar dat hij niet weet op welk adres zij woonachtig is. Eiser heeft verder geen omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat de bewaring voor hem onevenredig bezwarend is.
6. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Verweerder is volgens eiser ten onrechte een lp-procedure opgestart bij de Marokkaanse autoriteiten, enkel omdat de Libische autoriteiten tijdens de presentatie het vermoeden hebben geuit dat eiser afkomstig is uit Marokko. Daar komt bij dat eiser al vóór het opleggen van de huidige maatregel een Algerijnse geboorteakte heeft overgelegd, die door verweerder is onderzocht en echt bevonden. Doordat verweerder nu ten onrechte een lp-aanvraag heeft ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten in plaats van de Algerijnse autoriteiten duurt de maatregel onnodig lang en werkt verweerder onvoldoende voortvarend aan uitzetting.
7. De rechtbank stelt vast dat eiser eerst heeft verklaard dat hij Banbaruk Yaruma is en dat hij de Libische nationaliteit heeft. Daarom is eiser op 24 mei 2023 gepresenteerd aan de Libische autoriteiten. Eisers nationaliteit kon niet worden bevestigd en de Libische autoriteiten hebben op basis van eisers accent en taalgebruik het vermoeden geuit dat eiser afkomstig is uit Marokko. Uit de schriftelijke toelichting van verweerder bij brief van 12 juni 2023 volgt dat dit aanleiding is geweest om diezelfde dag een lp-aanvraagprocedure voor Marokko te starten. Deze aanvraag is op 5 juni 2023 aan de Marokkaanse autoriteiten gestuurd. Eveneens op 5 juni 2023 heeft eiser de Algerijnse geboorteakte overgelegd. Dit document op 6 juni 2023 echt bevonden. Op 7 juni 2023 is de geboorteakte doorgestuurd naar de Directie Internationale Aangelegenheden (DIA), voor nader onderzoek bij de Algerijnse autoriteiten. Het onderzoek door verweerder beperkt zich dus niet tot de vraag naar de mogelijke Marokkaanse nationaliteit. Daarbij kan niet worden gezegd dat door eiser overgelegde geboorteakte op voorhand een grotere bewijswaarde heeft dan het door de Libische autoriteiten geuite vermoeden dat eiser Marokkaan is. De geboorteakte bevat immers geen pasfoto en is dan ook geen identificerend document. Daarbij moet nog worden opgemerkt dat eiser eerder gebruik heeft gemaakt van een vals (Portugees) identiteitsdocument. Er kan dan ook niet worden gezegd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt ter voorbereiding van eisers uitzetting door gelijktijdig onderzoek te doen naar beide mogelijke nationaliteiten
8. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig is geweest.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie
op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.