ECLI:NL:RBDHA:2023:8865

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
09/234539-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valselijk opmaken van paspoorten door ambtenaar gemeente Den Haag

Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een ambtenaar van de afdeling Burgerzaken van de gemeente Den Haag, die zich schuldig heeft gemaakt aan het valselijk opmaken van acht Nederlandse paspoorten. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, heeft in de periode van 1 juli 2022 tot en met 14 september 2022, in zijn hoedanigheid als ambtenaar, meerdere paspoorten valselijk opgemaakt door foto's van anderen te plaatsen op de documenten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op grove wijze misbruik heeft gemaakt van zijn positie en dat hij eerder al was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 32 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast werd de verdachte ontzet van het recht om zijn beroep uit te oefenen, wat betekent dat hij niet meer mag werken bij overheidsinstanties die zich bezighouden met de afgifte van identiteitsdocumenten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat zijn werkwijze doelbewust was, wat leidde tot ernstige schade voor de maatschappij. De vordering van de benadeelde partij, de gemeente Den Haag, werd niet-ontvankelijk verklaard, zodat zij deze bij de burgerlijke rechter kan indienen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/234539-22
Datum uitspraak: 20 juni 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 6 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L. Groeneveld en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.M.J. Nuijten naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2022 tot en met 14 september 2022 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een of meerdere reisdocument(en) en/of identiteitsbewijs/identiteitsbewijzen als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een of meerdere Nederlandse paspoort(en), valselijk heeft opgemaakt of vervalst
en/of
(telkens) een aan hem, verdachte of een ander verstrekt reisdocument en/of identiteitsbewijs te weten een of meerdere Nederlandse paspoort(en) ter beschikking heeft gesteld van (een) derde(n), met het oogmerk dat reisdocument en/of identiteitsbewijs door die derde(n) te doen gebruiken als ware het aan die derde(n) verstrekt
en/of
(telkens) een zodanig reisdocument heeft doen verstrekken op grond van valse persoonsgegevens, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk op één of meer Nederlandse paspoort(en)(een) foto(‘s) geplaatst van een ander dan degene op wiens naam het paspoort staat, en/of vervolgens dat/die paspoort(en) uitgegeven aan die ander(en), terwijl hij, verdachte, ambtenaar zijnde, een bijzondere ambtsplicht schond en/of bij het begaan van het/de strafbare feit/feiten gebruik heeft gemaakt van macht en/of gelegenheid en/of middel hem door zijn ambt geschonken;
Feit 2
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2022 tot en met 14 september 2022 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een of meerdere reisdocument(en) en/of identiteitsbewijs/identiteitsbewijzen als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een of meerdere Nederlandse paspoort(en) en/of een rijbewijs, welk(e) paspoort(en) en/of rijbewijs valselijk was/waren voorzien van een pasfoto van een ander dan degene op wiens naam het paspoort en/of rijbewijs staat, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat deze vals of vervalst was/waren, heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, ambtenaar zijnde, een bijzondere ambtsplicht schond en/of bij het begaan van het/de strafbare feit/feiten gebruik heeft gemaakt van macht en/of gelegenheid en/of middel hem door zijn ambt geschonken.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde bepleit.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Bewijsoverwegingen feit 1
Werkzaamheden van de verdachte en zijn hoedanigheid
Vast staat dat de verdachte in de ten laste gelegde periode als uitzendkracht bij de gemeente Den Haag werkzaamheden heeft verricht als medewerker Balie. In die hoedanigheid heeft hij onder meer aanvragen van burgers voor een nieuw paspoort in behandeling genomen. Hij was daarvoor het eerste aanspreekpunt. Dit alles maakt dat de verdachte onder toezicht en verantwoordelijkheid van de overheid was aangesteld in een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd (vgl. Hoge Raad 30 mei 1995,
NJ1995/620). Hij was dus ambtenaar in de zin van artikel 44 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Dat hij niet daadwerkelijk in dienst was bij de gemeente maar op uitzendbasis werkzaamheden verrichtte, zoals de verdediging heeft aangevoerd, doet hier niet aan af. De aard van de werkzaamheden en de interne gezagsverhouding zijn immers doorslaggevend. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Het balieproces in het algemeen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de procedure voor het opmaken van een paspoort bij de balie van de gemeente Den Haag ten tijde van belang in haar algemeenheid en op hoofdlijnen als volgt kan worden gekenmerkt. Een burger meldt zich aan de balie bij een medewerker en overhandigt hem een identiteitsbewijs. Daarmee wordt de identiteit vastgesteld. De burger moet ook een pasfoto geven voor elk document dat hij wil aanvragen en enkele persoonlijke gegevens worden doorgenomen. De burger moet een aanvraagformulier invullen en een handtekening zetten op een speciale handtekeningenkaart, voorzien van een barcode. De medewerker bevestigt de overgelegde pasfoto op die kaart. Vervolgens plaatst de medewerker de handtekeningenkaart onder de biometrie-scanner. De pasfoto verschijnt dan op het beeldscherm van de computer. Als alles in orde is, worden vingerafdrukken van de burger afgenomen. Na voltooiing zijn alle biometrische gegevens opgeslagen op de barcode van de handtekeningenkaart. De barcode wordt vervolgens gekoppeld aan de aanvraag. Op dat moment is de aanvraag voor een nieuw paspoort gereed. De computer verstuurt alle gegevens in één setje naar de RAAS-server in de backoffice en er wordt automatisch een afhaalbewijs geprint. Vervolgens maakt het systeem automatisch een betaalopdracht aan. De burger betaalt het verschuldigde bedrag en als de betaling akkoord is, wordt de aanvraag doorgestuurd naar de zogeheten RAAS-server (Reisdocumenten Aanvraag- en Archief Station) in de backoffice. Daar controleert een collega de aanvraag en deze zorgt ervoor dat een nieuw paspoort wordt gecreëerd. Nadat een nieuw paspoort tot stand is gekomen wordt deze op een aparte plek bewaard in een kluis waarna het kan worden verstrekt aan de aanvrager.
Al deze handelingen tezamen zijn essentieel voor de totstandkoming van een paspoort. Gelet hierop en in aanmerking genomen het productieproces van een paspoort zoals dat tegenwoordig gaat nadat de aanvraag is doorgestuurd, moet naar het oordeel van de rechtbank het plaatsen van een pasfoto op een handtekeningkaartje worden gelijkgesteld aan het plaatsen van een pasfoto op een Nederlands paspoort.
Opmaken paspoorten door de verdachte
Op basis van de bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte meerdere aanvraagformulieren voor een paspoort heeft voorzien van een pasfoto waarop niet degene is afgebeeld wiens naam op het formulier staat. Dit heeft de Koninklijke Marechaussee steeds vastgesteld. Telkens betreft het een aanvraag na vermissing van een eerder verstrekt paspoort. Op 14 juli 2022, 10 augustus 2022, 24 augustus 2022, 30 augustus 2022 en 1 september 2022 hebben geen van de met naam genoemde personen vooraf een afspraak gemaakt met de gemeente Den Haag voor het aanvragen van een paspoort, terwijl dat wel gebruikelijk is. De verdachte heeft de formulieren steeds zelf ingevuld, terwijl sommige onderdelen juist door de burger moeten worden ingevuld.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank camerabeelden getoond van 1 september 2022. De werkwijze van de verdachte die daarop te zien is, wijkt af van wat hierboven in meer algemene zin over de procedure is beschreven. Zo is de verdachte aan zijn balie een setje pasfoto’s van een man zelf aan het knippen, terwijl er op dat moment geen burger achter de balie staat. Ook laat de verdachte een willekeurige burger vingerafdrukken afnemen, terwijl vlak daarvoor op het computerscherm niet de gescande pasfoto van die burger te zien was. Sterker nog: het handtekeningkaartje met daarop de pasfoto van de betrokken burger ligt op dat moment niet eens onder de biometrie-scanner. En als enige tijd later wel het juiste – op de burger betrekking hebbende – handtekeningkaartje onder de biometrie-scanner ligt, verzoekt de verdachte nogmaals om vingerafdrukken. Verder blijkt uit de beelden dat de verdachte zelf met een oranje bankpas betaalt voor een aanvraag voor een paspoort, terwijl op dat moment tegenover hem een man staat die een document wil aanvragen en kort daarna zelf ook pint met hetzelfde pinapparaat. De verdachte heeft op kritische vragen van de rechtbank ter terechtzitting over de feitelijke waarnemingen volstaan met de opmerking dat hij het niet (meer) weet.
De heer [naam] , senior medewerker Dienst Publieke Zaken bij de gemeente Den Haag, heeft bij de politie verklaard dat alles wat hij gezien heeft op de camerabeelden indruist tegen alle protocollen en voorschriften die binnen de gemeente gelden.
De rechtbank kan bij de aanvragen op naam van [naam] en [naam] niet vaststellen dat er daadwerkelijk een betaling na de aanvraag heeft plaatsgevonden. De rechtbank houdt het er – indachtig de hierboven in meer algemene bewoordingen beschreven procedure van opmaak van paspoorten – dan ook voor dat die paspoorten niet daadwerkelijk zijn opgemaakt. Weliswaar geldt ook voor de aanvraag op naam van [naam] dat er geen betaalbewijs in het strafdossier zit, maar uit de verklaring van [getuige] blijkt dat dit paspoort wel degelijk is opgemaakt, maar bij een documententelling uit de voorraad verdwenen bleek te zijn. Hierdoor gaat de rechtbank ervan uit dat bij [naam] wel een paspoort opgemaakt is. De overige met naam genoemde aanvragen zijn volledig en voorzien van een bewijs van (pin)betaling, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat deze paspoorten daadwerkelijk zijn opgemaakt en ook in de uitgiftevoorraad van de gemeente Den Haag terecht zijn gekomen.
Opzet
De verdediging heeft aangegeven dat de verdachte achteraf bezien wel fouten heeft gemaakt en dat er paspoorten zijn aangemaakt met de foto van iemand anders dan de aanvrager erop, maar dat dit telkens onbewust is geweest. De verdachte stelt zich op het standpunt dat hij de paspoorten dus niet opzettelijk valselijk heeft opgemaakt maar per ongeluk. Hij wijt dit aan de hoge werkdruk, waardoor hij vaak met meerdere dingen tegelijk bezig was, en de slechte controle door de overige medewerkers. De rechtbank passeert dit verweer. De wijze waarop de verdachte de paspoorten valselijk heeft opgemaakt, zoals blijkt uit de hierboven op basis van de bewijsmiddelen vastgestelde werkwijze van de verdachte, levert op zichzelf bewijs voor opzet op.
De rechtbank ziet deze werkwijze van de verdachte, te weten: een combinatie van het zelf door de verdachte invullen van aanvraagformulieren zonder afspraak van een burger aan de balie samen met het vastleggen van biometrische gegevens gebruikmakend van die van willekeurige burgers en het zelf door de verdachte doen van betalingen, als een doelbewuste werkwijze om op basis van niet op waarheid berustende gegevens een paspoort op te maken.
Tussenconclusie
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de ten laste gelegde periode meerdere (in elk geval 8) paspoorten valselijk heeft opgemaakt.
Geen medeplegen
De aanvragen zijn telkens ingevoerd in het systeem met de gebruikersnaam van de verdachte. De rechtbank kan niet uitsluiten dat er nog andere personen bij de hierboven omschreven paspoortfraude betrokken zijn geweest. Het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting bevatten echter onvoldoende aanknopingspunten en bewijs voor de conclusie dat de verdachte dit in een bewuste en nauwe samenwerking met een of meer anderen heeft gedaan. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen dan ook niet bewezen.
Geen verstrekken en ter beschikking stellen
Het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting bieden geen sluitend bewijs voor de conclusie dat de verdachte de valselijk opgemaakte paspoorten heeft verstrekt of ter beschikking heeft gesteld. Er is ook geen sluitend bewijs voor de conclusie dat een of meer anderen dat in bewuste en nauwe samenwerking met de verdachte hebben gedaan. Dit maakt dat de verdachte van de overige onder feit 1 als cumulatief/alternatief ten laste gelegde handelingen moet worden vrijgesproken.
Eindconclusie feit 1
De rechtbank acht ten aanzien van feit 1 bewezen dat de verdachte in de hoedanigheid van ambtenaar meerdere (te weten: 8) Nederlandse paspoorten valselijk heeft opgemaakt, door gelegenheid en middel hem door zijn ambt geschonken.
Vrijspraak feit 2
Het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting bieden geen sluitend bewijs voor de conclusie dat de verdachte de valselijk opgemaakte paspoorten heeft afgeleverd of voorhanden heeft gehad. Er is ook geen sluitend bewijs voor de conclusie dat een of meer anderen dat in bewuste en nauwe samenwerking met de verdachte hebben gedaan. Dit maakt dat de verdachte van feit 2 moet worden vrijgesproken.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Feit 1
hij in de periode van 1 juli 2022 tot en met 14 september 2022 te ’s-Gravenhage meerdere reisdocumenten, te weten meerdere Nederlandse paspoorten, valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft verdachte valselijk op Nederlandse paspoorten foto’s geplaatst van een ander dan degene op wiens naam het paspoort staat, terwijl hij, verdachte, ambtenaar zijnde, bij het begaan van de strafbare feiten gebruik heeft gemaakt van gelegenheid en middel hem door zijn ambt geschonken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, waarbij hij de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en toekomstige sollicitaties. Daarnaast heeft de officier van justitie een beroepsverbod gevorderd als bedoeld in artikel 235 Sr voor de duur van zeven jaren, inhoudende een verbod om te werken bij overheidsinstanties, ook op uitzend- of detacheringsbasis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte verzocht om bij veroordeling te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich als ambtenaar op de afdeling Burgerzaken van de gemeente Den Haag schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van acht paspoorten. De verdachte heeft kans gezien om het op zichzelf met de nodige waarborgen voorziene aanvraagproces van paspoorten zo te manipuleren dat deze paspoorten op basis van niet op waarheid berustende gegevens tot stand zijn gekomen. De verdachte heeft daartoe zelf aanvraagformulieren ingevuld, betalingen verricht en gebruikgemaakt van biometrische gegevens van nietsvermoedende burgers aan de balie. Daarbij heeft de verdachte van de gelegenheid gebruikgemaakt dat het bij de afdeling Burgerzaken van de gemeente Den Haag in die periode ontbrak aan deugdelijke werkafspraken en controle op de naleving daarop. Aldus heeft de verdachte op geraffineerde wijze misbruik gemaakt van zijn positie als ambtenaar bij de afdeling Burgerzaken van de gemeente Den Haag en heeft hij het vertrouwen van de burger in de overheid ernstig geschaad.
In het maatschappelijk verkeer hoort men erop te kunnen vertrouwen dat ter identificatie gebruikte ambtelijke stukken, zoals paspoorten, een juiste weergave bevatten van de daarin vermelde gegevens. Het heeft er alle schijn van dat de gevolgen van verdachtes handelen enorm zijn geweest. Door het opmaken van in ieder geval één van deze paspoorten heeft hij eraan bijgedragen dat de begunstigde [naam] internationaal met een valse identiteit onder de radar van justitie kon blijven. Verder zijn de valse identiteitsgegevens vanzelfsprekend in te zetten op een groot aantal andere manieren dan alleen grenspassage. Door het valselijk opmaken van acht paspoorten heeft de verdachte meegewerkt aan een vorm van ondermijning waar de Nederlandse maatschappij schade van ondervindt. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan. De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat de ernst van de feiten slechts oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur rechtvaardigt.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 mei 2023. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij begin van dit jaar ook al is veroordeeld voor oplichting en langere tijd geleden voor verduistering in dienstbetrekking.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 25 mei 2023, waaruit volgt dat er gesproken kan worden van een delictpatroon van strafbare handelingen gepleegd in dienstbetrekking. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte aan hem een meldplicht met reclasseringstoezicht op te leggen met de verplichting om de reclassering inzicht te geven in zijn financiën en toekomstige sollicitaties en werkgevers. Daarnaast vindt de reclassering een beroepsverbod voor overheidsinstellingen of instellingen gemoeid met financiën van groot belang.
De straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin geldt als uitgangspunt voor het enkele bezit van een vals paspoort een gevangenisstraf van twee maanden. In dit geval acht de rechtbank strafverhogend dat de verdachte de paspoorten zelf valselijk heeft opgemaakt, waarbij hij een essentiële rol heeft vervuld bij de opmaakprocedure en het completeren van de aanvraagformulieren. Daarbij komt als wettelijke strafverzwaringsgrond ook nog zijn hoedanigheid van ambtenaar waarin hij dit strafbare feit telkens heeft gepleegd. Dit alles maakt dat de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden per valselijk opgemaakt paspoort een passend uitgangspunt vindt. De rechtbank heeft geen enkele reden om van dit uitgangspunt af te wijken.
Conclusie
Gelet op wat hiervoor is overwogen acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 32 maanden passend en geboden. Deze straf valt lager uit dan de eis van de officier van justitie omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. Een deel van de straf, groot acht maanden, zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van drie jaren. Daaraan zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde meldplicht en het inzicht geven in zijn financiën en werk als voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Bijkomende straf
Gelet op de wijze waarop de verdachte doelbewust en op grove wijze misbruik heeft gemaakt van zijn positie bij de gemeente en het feit dat hij al eerder is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten, zal de rechtbank de verdachte ook ontzetten van het recht tot het uitoefenen van het beroep waarin hij het misdrijf heeft begaan (artikel 235 Sr). Concreet betekent dit dat de verdachte geen werkzaamheden meer mag verrichten bij een (overheids)instantie – al dan niet op basis van een arbeidsovereenkomst of op uitzend- of detacheringsbasis – die zich bezighoudt met de afgifte van identiteitsdocumenten in de breedste zin van het woord. Ingevolge artikel 31 Sr kan de duur van deze ontzetting worden bepaald op twee tot vijf jaar boven de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De rechtbank bepaalt de duur van de ontzetting op 6 jaar, rekening houdend met de op datum vonnis reeds ondergane voorlopige hechtenis en het voorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf.

7.De vordering van de benadeelde partij

De gemeente Den Haag heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert vergoeding van de door haar berekende schade met een bandbreedte van € 67.990,31 en € 93.856,32, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering, zodat zij deze bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte eveneens de niet-ontvankelijkheid van de gemeente bepleit, omdat de vordering niet duidelijk en onvoldoende onderbouwd is.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de inhoud van de vordering, met daarbij een gegeven bandbreedte waarbinnen het schadebedrag zou moeten kunnen worden vastgesteld en de op zichzelf summiere onderbouwing van een en ander, is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij thans te veel vragen oproept. Dit geldt ook voor de overgelegde urenadministratie. Daar komt dan bij dat niet eenvoudig is vast te stellen welke werkzaamheden nu daadwerkelijk rechtstreeks verband houden met het bewezen verklaarde. Een verder onderzoek naar dit alles zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat zij deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.8. De in beslag genomen voorwerpen

Tijdens het onderzoek tegen de verdachte zijn verschillende voorwerpen in beslag genomen, die op de lijst van in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen als volgt zijn genummerd:
1. paspoort op [naam]
2. 3 stuks pasfoto
3. telefoontoestel (Samsung)
4. diverse pasfoto’s van 2 verschillende manspersonen
5. kopie paspoort [naam]
6. document met [adres] en onderzoeksdossiernummer
7. print/document van het [adres]
8. kopie van achterzijde creditcard met CVC code.
8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 1 genoemde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer en dat de onder 2 t/m 8 genoemde voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte verzocht om teruggave van de telefoon aan de verdachte en zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het bewezen verklaarde feit is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal ook de op de beslaglijst onder 5 en 8 genoemde voorwerpen onttrekken aan het verkeer, aangezien deze aan de verdachte toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit zijn aangetroffen, terwijl de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
De rechtbank zal het onder 3 genoemde voorwerp verbeurd verklaren, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp het bewezen verklaarde feit is begaan of voorbereid. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbenden gelasten van de onder 2, 4, 6 en 7 genoemde voorwerpen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen (bijkomende) straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 28, 29, 31, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 44, 57, 63, 231 en 235 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
een reisdocument valselijk opmaken, terwijl het feit is begaan door een ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van gelegenheid en middel hem door zijn ambt geschonken, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 (TWEEËNDERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
8 (ACHT) MAANDEN, niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
3 (DRIE) jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en toekomstige sollicitaties en werkgevers;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
ontzetde verdachte
van het rechttot uitoefening van enig beroep bij een (overheids)instantie – al dan niet op basis van een arbeidsovereenkomst of op uitzend- of detacheringsbasis – die zich bezighoudt met de afgifte van identiteitsdocumenten in de breedste zin van het woord voor de duur van
6 (ZES) jaren;
geeft het openbaar ministerie op grond van artikel 6:3:14, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafvordering opdracht toezicht te houden op de naleving van dit beroepsverbod;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1, 5 en 8 genoemde voorwerpen, te weten:
1. STK Paspoort
(Omschrijving: 20220081_35833 (Op [naam] , IBN overgenomen van politie), rood);
5 1 STK Paspoort
(Omschrijving: 20220081_35846 (kopie paspoort [naam] );
8 1 STK Administratie
(Omschrijving: 20220081_35880 (Papier met kopie achterzijde credit card met CVC code);
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 3 genoemde voorwerp, te weten:
3 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: 20220081_35909, mintgroen, merk: Samsung);
gelast de teruggave aan de rechthebbenden van de op de beslaglijst onder 2, 4, 6 en 7 genoemde voorwerpen, te weten:
2 3 STK Pasfoto
(Omschrijving: 20220081_35881);
4 1 STK Pasfoto
(Omschrijving: 20220081_35850 (Diverse pasfoto’s van 2 verschillende manspersonen);
6 1 STK Administratie
(Omschrijving: 20220081_35877 (Print/document met [adres] en een onderzoeksdossiernummer);
7 1 STK Administratie
(Omschrijving: 20220081_35882 (Print/document met [adres] ).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter,
mr. E.C. Kole, rechter,
mr. C.M. Koole, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juni 2023.