ECLI:NL:RBDHA:2023:8860

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
NL23.16455
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan de eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, een Algerijnse nationaliteit, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de maatregel van bewaring zorgvuldig overwogen. De staatssecretaris had de maatregel opgelegd omdat er een concreet aanknopingspunt was voor een overdracht op basis van de Dublinverordening en er een significant risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zware gronden die door de staatssecretaris zijn aangevoerd, voldoende zijn om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat er een lichter middel beschikbaar was en dat de staatssecretaris voortvarend handelde in de overdracht van de eiser aan Duitsland. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16455

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Khabote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1998 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Verweerder heeft ter zitting de zware grond 3f laten vallen. Eiser betwist de zware gronden 3a en 3c.
4. Eiser heeft de feitelijk juistheid van zware grond 3a niet bestreden. De rechtbank stelt vast dat deze grond feitelijk juist is omdat eiser zonder geldige reisdocumenten is ingereisd. Dit is voldoende om de grond tegen te werpen. Eiser heeft verder tijdens het gehoor voorafgaand aan het opleggen van de maatregel verklaard dat hij al ongeveer vier jaar in Europa verblijft en dat hij zijn identiteitskaart in Algerije heeft achtergelaten. Eiser heeft niet aantoonbaar geprobeerd om dit document over te laten komen, noch heeft hij geprobeerd om aan een ander identiteitsdocument komen. Verweerder heeft gelet daarop terecht zware grond 3d tegengeworpen.
5. Deze twee zware gronden zijn al voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Gelet op artikel 5.1a, vijfde lid, van het Vb in samenhang met artikel 5.1b, tweede lid, van het Vb volgt hieruit een significant risico op onderduiken zoals bedoeld in de Dublinverordening. De lichte gronden behoeven daarom geen bespreking meer.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kan worden toegepast omdat er een significant risico op onttrekking. Verweerder heeft daarnaast voldoende gemotiveerd dat evenmin is gebleken van omstandigheden die detentie voor eiser onredelijk bezwarend maken.
7. Eisers stelling dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt aan zijn overdracht, omdat eiser heeft verklaard dat hij wil meewerken aan zijn overdracht aan Duitsland en dat ook immer heeft gedaan, slaagt niet. Uit het proces-verbaal van gehoor [1] volgt dat eiser heeft verklaard dat hij niet terug wil naar Duitsland en dat hij niet zal meewerken aan terugkeer. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan de overdracht van eiser aan Duitsland. Zo blijkt uit het dossier dat de overdracht van eiser aan Duitsland gepland staat op 16 juni 2023 om 11:00.
8. Nu ook overigens niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, is het beroep daartegen ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Pagina 4 van de M110.