ECLI:NL:RBDHA:2023:8855

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
NL23.11311
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening met betrekking tot Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Syrische nationaliteit hebbende vrouw, haar asielaanvraag in Nederland indiende. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij werd bijgestaan door een waarnemer van haar gemachtigde en een tolk. Tijdens de zitting op 8 juni 2023 heeft eiseres haar situatie toegelicht, waarbij zij aangaf dat zij in Polen traumatische ervaringen had meegemaakt en vreesde voor haar veiligheid bij terugkeer. Ze heeft medische stukken overgelegd ter onderbouwing van haar gezondheidsproblemen en een beroep gedaan op artikel 17 van de Dublinverordening, dat de mogelijkheid biedt om een asielaanvraag onverplicht aan te nemen in bijzondere omstandigheden.

De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel Polen in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd dat haar situatie in Polen onveilig zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Poolse autoriteiten het verzoek om terugname hebben aanvaard en dat er geen concrete informatie is over een fundamentele systeemfout in de asielprocedure die specifiek van toepassing zou zijn op Dublinclaimanten. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij bij terugkeer naar Polen een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.11311

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. A. Hanna),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S. Vreugdenhil-Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 13 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op de grond dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 juni 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door een waarnemer van haar gemachtigde, mr. J.M. Bell. Als tolk is verschenen A.A. Fawzy. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te hebben. Op 28 november 2022 heeft zij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid van de Vw. [1] Uit Eurodac is gebleken dat eiseres op 27 januari 2022 in Polen een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Nederland heeft daarom de autoriteiten van Polen verzocht om eiseres terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid en onder c, van de Dublinverordening. [2] De Poolse autoriteiten hebben dit verzoek aanvaard.
3. Eiseres voert aan dat zij niet kan terugkeren naar Polen, omdat zij daar traumatische gebeurtenissen heeft meegemaakt en vreest dat deze gebeurtenissen bij terugkeer weer zullen gaan plaatsvinden. Ter onderbouwing van de trauma’s die eiseres heeft opgelopen in Polen, heeft zij in beroep medische stukken overgelegd waaruit volgt dat zij onder medische behandeling staat. Eiseres meent dat het voor haar gezondheidstoestand noodzakelijk is dat zij in Nederland verblijft. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij gelet op deze omstandigheden een beroep doet op artikel 17 van de Dublinverordening. Daarnaast heeft eiseres in beroep een verklaring van een vrijwilliger van Border Group overgelegd, waarin staat dat eiseres in Polen te maken heeft gehad met meerdere pushbacks, is mishandeld en in een gesloten opvangcentrum heeft gezeten. Verder doet eiseres een beroep op een oproep van de organisatie Xenion om geen asielzoekers naar Polen terug te sturen en een artikel van de website www.proasyl.de waaruit volgt dat Dublinclaimanten het risico lopen om bij terugkeer naar Polen in gesloten uitzettingscentra te worden geplaatst en met
pushbackste maken krijgen. Tot slot heeft eiseres ter zitting verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden in afwachting van de beantwoording van de aan het Hof van Justitie gestelde prejudiciële vragen. [3]
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Polen in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Met de aanvaarding van het terugnameverzoek hebben de Poolse autoriteiten toegezegd dat zij het asielverzoek van eiseres zullen behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Uitgangspunt is verder dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit mag gaan dat Polen zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit in haar geval anders is.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat er in Polen
pushbacksplaatsvinden. Dit is een fundamentele systeemfout in de asielprocedure. Eiseres heeft echter geen informatie overgelegd waaruit volgt dat deze fundamentele systeemfout in de asielprocedure ook relevant is voor Dublinclaimanten in Polen. De oproep van Xenion en het artikel van Pro Asyl bieden daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Anders dan eiseres meent, volgt uit deze stukken namelijk niet dat Dublinclaimanten in Polen te maken krijgen met
pushbacks. Eiseres heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat zij bij overdracht aan Polen een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM [4] of artikel 4 van het Handvest [5] strijdige behandeling.
6. Verweerder heeft daarnaast geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag van eiseres op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening onverplicht aan zich te trekken vanwege de medische problemen van eiseres. Verweerder wijst er in het bestreden besluit terecht op dat Polen dezelfde medische voorzieningen heeft als Nederland. Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij alleen in Nederland medische behandeling zal kunnen verkrijgen.
7. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om de behandeling van het beroep aan te houden in afwachting van de beantwoording van de eerder genoemde prejudiciële vragen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) 604/2013.
3.Verwijzingsuitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 15 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
5.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.