ECLI:NL:RBDHA:2023:8838

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
09-195941-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en mishandeling door een vader tegen zijn zoon en echtgenote

Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 28-jarige man, die werd beschuldigd van het doden van zijn 14 weken oude zoon en het mishandelen van zijn echtgenote. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn zoon opzettelijk van het leven had beroofd door hem te schudden, wat leidde tot ernstig hersenletsel en uiteindelijk de dood van het kind. De deskundigen concludeerden dat het letsel niet het gevolg kon zijn van een natuurlijke oorzaak, maar door toedoen van de verdachte was ontstaan. De verdachte had bovendien nagelaten om tijdig medische hulp in te schakelen, wat bijdroeg aan de dood van zijn zoon. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan het mishandelen van zijn echtgenote door haar met een telefoon tegen het gezicht te slaan. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte geen ziekelijke stoornis had en dat de ernst van de feiten een lange gevangenisstraf rechtvaardigde. De rechtbank wees ook een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, de moeder van het overleden kind, voor de geleden schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/195941-22
Datum uitspraak: 20 juni 2023
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1994 te [geboorteplaats]
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 4 november 2022, 25 januari 2023, 5 april 2023 (telkens pro forma) en 6 juni 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Doves en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. E.A. Breetveld naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op één en of meerdere tijdstippen in de periode tussen 25 september 2021 en 28 september 2021 te Leiden zijn zoon [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 2021) opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of (vervolgens) te schudden althans heen en weer te bewegen (waarbij het hoofdje van die [slachtoffer 1] voor en achterwaartse en/of draaiende bewegingen maakte);
2
hij op één en of meerdere tijdstippen in de periode tussen 25 september 2021 en 28 september 2021 te Leiden, opzettelijk zijn zoon [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 2021) tot wier onderhoud, verpleging en verzorging hij (als ouder) krachtens de wet verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of in een hulpeloze toestand heeft gelaten, immers heeft verdachte nagelaten om onverwijld (medische) hulp/verzorging in te roepen en/of die [slachtoffer 1] aan zijn lot overgelaten en/of hem adequate lichamelijke verzorging en/of (onverwijlde) medische hulp/verzorging onthouden tengevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden;
3
hij op of omstreeks 2 oktober 2021 te Leiden, zijn echtgenoot/echtgenote, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door haar met een telefoon tegen het gezicht te slaan en/of die telefoon tegen haar gezicht te gooien en/of tegen haar rug te slaan/stompen.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
Op specifieke standpunten zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van alle aan hem ten laste gelegde feiten.
Op specifieke (bewijs)verweren zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.3.1
Feiten 1 en 2
Op 26 september 2021, omstreeks 19:18 uur, kwam er een melding binnen bij de meldkamer van Politie Eenheid Den Haag voor een babyreanimatie te Leiden. Om 19:22 uur kwam [verbalisant] ter plaatse. In de ambulance werd een baby, naar later bleek [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), gereanimeerd. [slachtoffer 1] werd per ambulance overgebracht naar het Leids Universitair Medisch Centrum (hierna: LUMC), gedurende de rit werd [slachtoffer 1] door de verbalisant gereanimeerd en had hij geen hartslag. [2] In het LUMC is [slachtoffer 1] op 27 september 2021, na het stoppen van zijn behandeling, om 22:36 uur overleden. Het bij [slachtoffer 1] geconstateerde letsel bestond uit een zwelling van de hersenen met inklemmingsbeeld met daarbij bloed in de hersenholten en onder de hersenvliezen (subduraal en subarachnoïdaal) en uitgebreide netvliesbloedingen. [3]
In deze strafzaak zijn de volgende vragen van belang:
  • Wat is de oorzaak van het overlijden van [slachtoffer 1] ?
  • Heeft de verdachte het letsel waaraan [slachtoffer 1] is overleden toegebracht?
  • Is het letsel opzettelijk toegebracht?
  • Heeft de verdachte tijdig (medische) hulp ingeschakeld voor [slachtoffer 1] ?
Wat is de oorzaak van het overlijden van [slachtoffer 1] ?
Het geconstateerde letsel
Op 29 september 2021 werd door de deskundige dr. [naam 1] , forensisch arts en forensisch patholoog bij het NFI, een gerechtelijke sectie uitgevoerd op het lichaam van [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 2021). In het voorlopige sectierapport van die datum staat het volgende vermeld.
Bij sectie werd het lichaam van een jongetje van 14 weken oud gezien met maten en gewichten boven het gemiddelde voor de leeftijd, zonder aangeboren afwijkingen. Er waren bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies beiderzijds (supra- en infratentorieel), bloeduitstortingen onder het spinnenwebvlies (supra- en infratentorieel), bloedophopingen in hersenkamers (beide laterale ventrikels en het vierde ventrikel), meerdere hersenweefselscheuren in beide grote hersenhelften, uitgebreide schade aan zenuwceluitlopers in beide grote hersenhelften, tekenen van bloeduitstortingen van het netvlies van beide ogen en ribbreuken. Het overlijden kan worden verklaard door de gevolgen van hersenletsel, vermoedelijk in het kader van stomp botsende en/of dynamische krachtinwerking. Daarbij kan ervan uit worden gegaan dat het voor [slachtoffer 1] direct na die krachtinwerking niet meer mogelijk was om normaal te functioneren. [4]
De deskundige, dr. [naam 1] , heeft op 28 februari 2022 het rapport ‘forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden’ opgesteld. Daarbij zijn verschillende rapportages gevoegd met betrekking tot verrichte onderzoeken, onder meer op het gebied van oogpathologie, neuropathologie, letseldatering en forensisch-pediatrisch onderzoek. Naast het hierboven beschreven letsel werd er een bloeduitstorting onder het harde hersenvlies aangetroffen van ongeveer twee weken oud. Tevens werd geconcludeerd dat de bloedophopingen in de hersenen geen gevolg van de vroeggeboorte van [slachtoffer 1] konden zijn, omdat de echografie van zijn hersenen op 22 juli en op 2 augustus 2021 normaal was. Naast bloeduitstortingen in beide ogen werd er een plooi van het netvlies over de gele vlek in het rechteroog geconstateerd. Opgemerkt werd dat op 3 augustus en op 15 september 2021 er tijdens een oogspiegelonderzoek geen bloeduitstortingen in de netvliezen werden waargenomen. Er werden geen ziekelijke afwijkingen aan het lichaam van [slachtoffer 1] vastgesteld. Het overlijden van [slachtoffer 1] kan zonder meer worden verklaard door de gevolgen van ernstig hersenletsel ontstaan door hevige stomp botsende en/of dynamische krachtinwerking op het hoofd, zijnde herhaalde voor-achterwaartse (en waarschijnlijk ook draaiende) hoofdbewegingen, zoals bij een schudincident. [5]
Ter terechtzitting heeft de deskundige, dr. [naam 2] , forensisch arts KNMG bij het NFI, geconcludeerd dat de combinatie van het uitgebreide hersenletsel, de netvliesplooi en het fatale verloop van de klinische verschijnselen (ademhalingsproblemen, slap worden en bewustzijnsverlies) bij een voorheen gezond en ‘normaal’ functionerend kind bij uitsluiting van andere mogelijke oorzaken zeer wel passend is bij toegebracht schedel/hersenletsel, door repeterend acceleratie-deceleratie trauma van het hoofd. De bewijswaarde is zeer hoog voor een niet accidenteel scenario vergeleken met een accidenteel scenario. Tevens heeft de deskundige geconcludeerd dat een netvliesplooi alleen wordt gezien bij een niet-accidentele oorzaak en dat een netvliesplooi alleen bij een zeer grote krachtsinwerking ontstaat. [6]
Tussenconclusie
De rechtbank stelt vast dat uit bovenvermelde rapportages voortvloeit dat [slachtoffer 1] is overleden als gevolg van uitgebreid hersenletsel.
Verweren van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de hersenbloedingen van [slachtoffer 1] ook ontstaan kunnen zijn door Covid-19 dan wel dat deze een gevolg kunnen zijn van een rebleed van de eerdere hersenbloeding veroorzaakt door het gooien van een speelgoedtelefoon tegen het hoofd van [slachtoffer 1] /het doen van ruwe oefeningen/aandachtsslaan op het hoofd van [slachtoffer 1] .
De deskundige, dr. [naam 2] , heeft ter terechtzitting verklaard dat, als er al sprake zou zijn geweest van een rebleed, dit de uitgebreide netvliesbloedingen, de netvliesplooi en de scheurtjes in de hersenen niet kan hebben veroorzaakt. Een rebleed veroorzaakt geen ernstige klinische verschijnselen en zal niet resulteren in overlijden. Voorts heeft de deskundige geconcludeerd dat er geen gevallen bekend zijn waar Covid-19 heeft geresulteerd in netvliesbloedingen. Het door [slachtoffer 1] opgelopen letsel (het uitgebreide hersenletsel, de netvliesbloedingen en de netvliesplooi) kan alleen veroorzaakt zijn door forse repeterende krachtsinwerkingen en niet door het ondergaan van oefeningen, aldus de deskundige. [7]
Conclusie
Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het overlijden van [slachtoffer 1] is veroorzaakt door toegebracht stomp botsende en/of dynamische repeterende krachtinwerkingen op het hoofd (schudden). Andere mogelijke oorzaken van het fatale letsel zijn door de deskundigen voldoende gemotiveerd uitgesloten.
Heeft de verdachte het letsel toegebracht?
De deskundige heeft ter terechtzitting verklaard dat een baby direct – en dan gaat het over een paar seconden – na een heftige krachtsinwerking (schudden) niet meer in staat is om ‘normaal’ te functioneren en dat dat ook voor eenieder kenbaar is. Op basis van deze conclusie stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] direct na de krachtsinwerkingen (schudden) niet meer in staat was om ‘normaal’ te functioneren. Om de vraag te kunnen beantwoorden of de verdachte het letsel heeft toegebracht is van belang om vast te stellen tot welk moment [slachtoffer 1] nog ‘normaal’ kon functioneren en wie er op dat moment bij hem was.
Bewijsmiddelen
Op 30 september 2021 heeft de verdachte tegen [naam 3] gezegd dat er niets was gebeurd met hem – naar de rechtbank begrijpt [slachtoffer 1] –, dat hij begon te huilen en toen slap werd. [8] Op 3 oktober 2021 heeft de verdachte tegen een onbekend gebleven persoon gezegd dat hij naar het jongetje – naar de rechtbank begrijpt [slachtoffer 1] – ging kijken in de andere kamer. Dat hij zag dat hij slapjes was, dat hij bang was geworden om het jongetje, dat hij degene belde die over hun ging en dat hij het jongetje nog wilde redden. [9] Op 6 oktober 2021 heeft de verdachte tegen een onbekend gebleven vrouw gezegd dat hij zag dat het kind – naar de rechtbank begrijpt [slachtoffer 1] – slap was, dat hij zijn contactpersoon – naar de rechtbank begrijpt [naam 4] – heeft gebeld, maar dat die niet opnam omdat het zondag was. [10] Uit de historische telefoongegevens van de verdachte is gebleken dat hij op 26 september 2021 om 17:07 uur is begonnen met bellen naar [naam 4] . [11] Op 14 december 2021 heeft de verdachte tegenover de politie verklaard dat zij – naar de rechtbank begrijpt de moeder – [slachtoffer 1] in bed had gelegd en dat [slachtoffer 1] op dat moment niet aan het huilen was. De verdachte was in de woonkamer met zoontje [naam 5] aan het spelen, toen hij [slachtoffer 1] hoorde huilen in de slaapkamer. Hij ging naar [slachtoffer 1] toe, pakte hem op en zag dat [slachtoffer 1] helemaal slap was. Hij riep de moeder en legde [slachtoffer 1] neer. In totaal is hij een paar minuutjes alleen met [slachtoffer 1] in de slaapkamer geweest. [12] De verdachte heeft tevens verklaard dat zijn vadergevoel hem aangaf dat het niet normaal was. [slachtoffer 1] sliep niet, zijn ogen waren open en hij zag dat [slachtoffer 1] niet normaal was. [13] [slachtoffer 1] was kortademig. [14] Op 31 januari 2022 heeft de verdachte tegen [naam 6] gezegd dat [slachtoffer 1] na een tijd begon te huilen, dat hij ging en zag dat [slachtoffer 1] niet normaal was en dat hij hooguit 2 minuten bij [slachtoffer 1] was. [15]
De moeder van [slachtoffer 1] heeft op 15 december 2021 tegenover de politie verklaard dat [slachtoffer 1] aan het huilen was, dat de verdachte naar hem toe ging en dat [slachtoffer 1] opeens stopte met huilen. [16] [slachtoffer 1] heeft toen de verdachte bij hem was, op een raar huiltje na, geen geluid meer gemaakt. [17]
De moeder ging naar [slachtoffer 1] toe en zag dat hij niet bewoog en niets meer deed. [18] De moeder trof de verdachte aan met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] was levenloos [19] en had moeite met ademhalen. [20]
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen reden om aan deze verklaring van de moeder te twijfelen, omdat die verklaring in hoofdlijnen overeenkomt met de hiervoor aangehaalde verklaringen van de verdachte. De rechtbank zal de verklaringen van de moeder dan ook gebruiken voor het bewijs.
De rechtbank stelt aan de hand van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat de verdachte naar [slachtoffer 1] toe is gegaan, omdat [slachtoffer 1] huilde. De verdachte is vervolgens een aantal minuten alleen geweest met [slachtoffer 1] . Gedurende die paar minuten stopte [slachtoffer 1] met huilen en daarna heeft hij geen geluid meer gemaakt. Toen de moeder de slaapkamer binnen kwam, was [slachtoffer 1] slap, levenloos en had hij ademhalingsproblemen. Deze symptomen zijn zowel door de verdachte als door de moeder niet eerder waargenomen.
De rechtbank leidt uit de deskundigenrapporten en deskundigenverklaringen af dat [slachtoffer 1] direct na het (schud)incident klinische verschijnselen moet hebben vertoond, zoals ademhalingsproblemen, slap worden en bewustzijnsverlies. Het kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders zijn dan dat het schudden van [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden gedurende de paar minuten dat de verdachte alleen met hem in de slaapkamer was.
Vlak voordat de verdachte de slaapkamer binnenging, huilde [slachtoffer 1] immers en vertoonde hij geen klinische verschijnselen. Omdat uit de verklaringen van de verdachte volgt dat hij meteen is gaan bellen nadat de moeder de slaapkamer binnenkwam, moet het schudden van [slachtoffer 1] door de verdachte vlak voor 17:07 uur op 26 september 2021 hebben plaatsgevonden.
Heeft de verdachte het letsel opzettelijk toegebracht?
Om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde doodslag te komen, dient de rechtbank vast te stellen dat het opzet van de verdachte – al dan niet in voorwaardelijke zin – op de dood van [slachtoffer 1] was gericht. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, in casu de dood van [slachtoffer 1] , is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zou intreden. Of de gedraging van de verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal dan moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n aanmerkelijke kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedragingen bewust heeft aanvaard.
Het toebrengen van hersenletsel bij kleine kinderen door middel van schudden is zodanig heftig, dat gesteld kan worden dat een getuige die handeling direct als zeer gevaarlijk voor het kind zou herkennen. [21] De kans dat een baby van 14 weken oud als gevolg van krachtig schudden (met kracht heen en weer bewegen) komt te overlijden, is naar algemene ervaringsregels dan ook aanmerkelijk te achten. Naar het oordeel van de rechtbank kan het schudden van [slachtoffer 1] door de verdachte, dat gezien het opgelopen letsel niet anders kan zijn geweest dan zeer krachtig, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood van [slachtoffer 1] , dat het niet anders kan zijn dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer 1] heeft aanvaard. Daarmee is er (minst genomen) sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] .
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag, het eerste ten laste gelegde feit.
Heeft de verdachte tijdig (medische) hulp ingeschakeld voor [slachtoffer 1] ?
Bewijsmiddelen
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij, nadat [slachtoffer 1] slap was geworden, drie contactpersonen heeft gebeld en dat hij met [slachtoffer 1] de straat op is gerend voor hulp toen die personen niet opnamen. [22] De verdachte was een uur bezig om hem – naar de rechtbank begrijpt de contactpersonen – te bereiken. [23]
De getuige [naam 7] zag de verdachte met een kruk in zijn handen staan zwaaien op de straat. Zij zag dat de moeder een baby in haar armen had die levenloos was. Omdat zij geen telefoon bij zich had, zei zij dat de verdachte, de moeder, [slachtoffer 1] en [naam 5] in haar auto moesten stappen. De verdachte heeft eerst de kinderwagen van [naam 5] weggezet alvorens hij instapte en bleef best lang weg om dat te doen. [naam 7] is vervolgens naar de woning van haar dochter gereden alwaar haar schoonzoon 112 heeft gebeld. [naam 7] heeft samen met haar dochter [slachtoffer 1] gereanimeerd totdat de ambulance kwam. Tijdens de reanimatie kwam er wat gegorgel uit de baby. [24] Toen de dochter van [naam 7] [slachtoffer 1] zag dacht zij direct dat hij niet meer leefde door zijn oogopslag en de kleur van zijn gezicht. Ook voelde één handje heel koud. [25]
Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van de verdachte is gebleken dat de verdachte op 26 september 2021 tussen 17:07 en 18:33 uur meerdere keren heeft gebeld naar drie verschillende telefoonnummers. Om 19:16 uur werd een 112-melding gedaan. Tussen het bellen van de verdachte en de 112-melding zitten 129 minuten. [26]
Oordeel van de rechtbank
Dat de verdachte op de hoogte was van de noodzaak van medisch ingrijpen leidt de rechtbank af uit bovenstaande bewijsmiddelen. De verdachte heeft – nadat hij [slachtoffer 1] opzettelijk in een hulpeloze toestand had gebracht door hem krachtig te schudden, zoals hierboven reeds uiteengezet – verklaard dat zijn vadergevoel hem aangaf dat [slachtoffer 1] niet normaal was en dat hij zag dat [slachtoffer 1] slap en kortademig was. Daarom belde hij zijn contactpersoon. Op de verdachte rustte de plicht te doen wat in zijn vermogen lag om ervoor te zorgen dat zijn zoon [slachtoffer 1] tijdig de noodzakelijke medische hulp zou worden verschaft. Hij heeft dit nagelaten; de verdachte heeft ruim twee uren voorbij laten gaan tussen het bellen naar zijn contactpersoon en het naar buiten gaan om hulp in te schakelen, terwijl [slachtoffer 1] gedurende die periode zijn bewustzijn en hartslag verloor. Door niet meteen 112 te bellen of de straat op te gaan toen de contactpersoon niet opnam, heeft de verdachte [slachtoffer 1] opzettelijk in een hulpeloze toestand gelaten. Zoals de rechtbank hierboven overwoog, heeft de verdachte [slachtoffer 1] ook in deze hulpeloze toestand gebracht. De rechtbank oordeelt dan ook dat [slachtoffer 1] ten gevolge van het feit dat hij in die hulpeloze toestand is gebracht en is gelaten, is overleden.
Derhalve is de rechtbank van oordeel dat ook het tweede feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.3.2
Feit 3
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 2] , de vrouw van de verdachte (hierna: [slachtoffer 2] ), heeft op 23 mei 2023 tegenover de politie verklaard dat de verdachte de telefoon uit haar handen had gepakt en tegen haar oog sloeg, waardoor zij een verwonding aan haar oog opliep. [27] Op 2 oktober 2021 heeft een verbalisant een handklap/klap gehoord, gevolgd door een huilende [slachtoffer 2] . Op dat moment waren de verdachte en [slachtoffer 2] samen in hun woning in Leiden. Later die dag spraken [slachtoffer 2] en de verdachte over de ruzie, de wond en het zoeken naar een oplossing zodat de wond niet zichtbaar zou worden, met familie van de verdachte. [28] Op 3 oktober 2021 vroeg de verdachte aan [slachtoffer 2] hoe zij aan die stempel op haar oog kwam, waarop [slachtoffer 2] antwoorde: ‘van jouw slaan’. [29] Op 29 januari 2022 heeft de verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 2] heeft geslagen. [30]
Oordeel van de rechtbank
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zijn echtgenote op 2 oktober 2023 heeft mishandeld door met een telefoon tegen haar gezicht te slaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat de verdachte:
1
op één tijdstip in de periode tussen
26september 2021 en
27september 2021 te Leiden zijn zoon [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 2021) opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 1] te schudden, althans heen en weer te bewegen (waarbij het hoofdje van die [slachtoffer 1] voor en achterwaartse en/of draaiende bewegingen maakte);
2
op
26september 2021 te Leiden, opzettelijk zijn zoon [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 2021) tot wier onderhoud, verpleging en verzorging hij als ouder krachtens de wet verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten, immers heeft verdachte nagelaten om onverwijld medische hulp in te roepen tengevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden;
3
op 2 oktober 2021 te Leiden, zijn echtgenote, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door haar met een telefoon tegen het gezicht te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit en geen standpunt ingenomen omtrent strafoplegging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het doden van zijn zoontje [slachtoffer 1] , een baby van 14 weken oud. Een leven dat, voor het goed en wel begonnen was, al werd beëindigd. [slachtoffer 1] was voor zijn verzorging en bescherming volledig afhankelijk van zijn ouders. In plaats van [slachtoffer 1] geborgenheid en troost te bieden toen hij aan het huilen was, heeft de verdachte geweld op hem toegepast door hem krachtig te schudden. Toen [slachtoffer 1] vervolgens slap werd en moeite kreeg met ademhalen heeft hij nagelaten om direct medische hulp in te schakelen. De dood van [slachtoffer 1] heeft niet alleen een intens, onvoorstelbaar en onuitwisbaar verlies veroorzaakt, maar heeft ook grote gevolgen gehad voor zijn moeder en zijn broer [naam 5] . [naam 5] is in september 2021 uit huis geplaatst en verblijft nog steeds in een pleeggezin. Het strafrechtelijk onderzoek heeft ertoe geleid dat de moeder van [slachtoffer 1] aanvankelijk ook als verdachte is aangehouden en in verzekering is gesteld.
Voorts heeft de verdachte tijdens een echtelijke ruzie in de woning zijn vrouw mishandeld door een telefoon tegen haar gezicht te gooien. Dit getuigt van een gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van zijn vrouw. In het bijzonder omdat juist die plek en de verdachte zelf een veilige haven voor haar zouden moeten zijn.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het blanco strafblad van de verdachte. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het rapport van het Pieter Baan Centrum van 10 mei 2023, waaruit volgt dat de verdachte in 2014 slachtoffer werd van een bombardement in Syrië waarbij hij gewond raakte. De verdachte leerde [slachtoffer 2] kennen in Turkije en toen [slachtoffer 2] zwanger raakte, vertrok het gezin naar Europa om een beter en veiliger bestaan op te bouwen. In Griekenland werd de oudste zoon van de verdachte dood geboren. In juni 2020 werd zoon [naam 5] geboren en in december 2020 vertrok het gezin naar Nederland.
De deskundigen hebben geconcludeerd dat het geenszins aannemelijk is dat er bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens of een forensisch relevante intelligentiebeperking. De aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis valt niet te onderbouwen, maar is evenmin geheel uit te sluiten.
Straf
Doodslag behoort tot de ernstigste delicten die onze rechtsorde kent. Het aan iemand opzettelijk het leven ontnemen, rechtvaardigt in beginsel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zowel uit het oogpunt van vergelding, als uit speciaal en generaal preventief oogpunt. De rechtspraak hanteert daarom als uitgangspunt voor een voltooide doodslag een onvoorwaardelijke gevangenisstraf binnen de bandbreedte van acht tot twaalf jaren.
De rechtbank houdt voorts rekening met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte er iedere dag opnieuw mee moeten leren leven dat zijn zoon [slachtoffer 1] er door zijn handelen niet meer is. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, in de persoon van de verdachte en de ernst van het feit geen redenen om een hogere gevangenisstraf op te leggen dan de acht jaren die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, daarbij meegenomen de tijd die de verdachte reeds onder het parketnummer 09/333676-21 voor hetzelfde feitencomplex in voorarrest heeft doorgebracht, dient hiervan te worden afgetrokken.
De rechtbank wijst het op de terechtzitting gedane verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis af.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1
De vordering
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van €150.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit €105.000,- aan immateriële schade, €25.000,- aan shockschade en €20.000,- aan affectieschade.
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van [slachtoffer 2] verzocht om de gevraagde €100.000,- aan immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren, omdat dit toekomstige nog niet vast te stellen schade betreft.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van €50.000,- en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair, gelet op de bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman zich voor wat betreft de shock- en affectieschade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en betoogd dat de immateriële schade gematigd dient te worden tot een bedrag van €100,- aangezien er slechts één mishandeling ten laste is gelegd. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de toekomstige schade onvoldoende is onderbouwd en dient te worden afgewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Affectieschade
De rechtbank stelt vast dat het overlijden van [slachtoffer 1] het gevolg is van het handelen van de verdachte. De rechtbank stelt voorts vast dat de benadeelde partij tot de kring van gerechtigden behoort (moeder van het overleden slachtoffer) en aldus een wettelijk recht heeft op vergoeding van affectieschade. Hiermee is de grond voor vergoeding van affectieschade gegeven. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van €20.000,- aan affectieschade dan ook toewijzen.
Shockschade
Dit onderdeel van de vordering is door de verdediging niet gemotiveerd, betwist. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij shockschade heeft geleden. De benadeelde partij is immers getuige geweest van het overlijden van haar zoon, nadat die een tijd in een ernstige toestand heeft verkeerd door het handelen van de verdachte. Uit de vordering blijkt tevens dat de benadeelde partij onder behandeling is van een psycholoog als gevolg van de gebeurtenis. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van €25.000,- aan shockschade dan ook toewijzen.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade als gevolg van de mishandeling door de verdachte zal de rechtbank matigen tot een bedrag van €100,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de overige gevorderde immateriële schade, conform het verzoek dat namens de benadeelde is gedaan en conform het standpunt van de officier van justitie.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 26 september 2021 voor het bedrag van €45.000, en met ingang van 2 oktober 2021 voor het bedrag van €100,-, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die data is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Omdat de verdachte zal worden veroordeeld en hij jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van €45.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 september 2021 en een bedrag van €100,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer 2] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: 36f, 57, 255, 257, 287, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals die ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
doodslag;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk iemand tot wiens verzorging hij krachtens wet verplicht is, in een hulpeloze toestand brengen en laten, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft;
ten aanzien van feit 1:
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
8 (ACHT) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht,
zowel onder dit parketnummer als onder het parketnummer 09/333676-21,bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2] een bedrag van €45.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 september 2021 en een bedrag van €100,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van €45.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 september 2021 en een bedrag van €100,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor wat betreft de overige gevorderde schade niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat, in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 260 dagen, de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mr. P.G. Salvadori, rechter,
mr. J. Barensen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Wouters, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juni 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het PL-nummer: PL1500- [nummer] (onderzoeksnummer DH6R021033 / Broek), van de politie eenheid Den Haag, district Leiden – Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 1590).
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 september 2021, p. 219 en 220.
3.Een geschrift, te weten schouwverslag GGD Hollands Midden d.d. 28 september 2021, p. 341 en 342.
4.Een geschrift, voorlopig rapport forensisch pathologisch onderzoek d.d. 29 september 2021, p. 889 en 890.
5.Een geschrift, forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden d.d. 28 februari 2022, p. 904-905, 910-912 en 914.
6.Verklaring deskundige dr. [naam 2] afgelegd ter terechtzitting d.d. 6 juni 2023.
7.Verklaring deskundige dr. [naam 2] afgelegd ter terechtzitting d.d. 6 juni 2023.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 oktober 2021, p. 408.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2021, p. 469.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2021, p. 523.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2023, p. 1544.
12.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2022, p. 694-696.
13.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2022, p. 697.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 mei 2023, p. 1539.
15.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 januari 2023, p. 1208.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 2] d.d. 15 december 2021, p. 207.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 2] d.d. 22 februari 2022, p. 729.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 2] d.d. 15 december 2021, p. 208.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 2] d.d. 22 februari 2022, p. 730.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 2] d.d. 23 mei 2022, p. 740.
21.Verklaring deskundige dr. [naam 2] afgelegd ter terechtzitting d.d. 6 juni 2023.
22.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2022, p. 698.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 augustus 2022, p. 1074.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 september 2021, p. 256.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 29 september 2021, p. 260 en 261.
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2023, p. 1544 en 1545.
27.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2021, p. 133 en proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 2] d.d. 23 mei 2023, p. 747.
28.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2021, p. 424, 437 en 445.
29.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2021, p. 467.
30.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 januari 2023, p. 1189.