ECLI:NL:RBDHA:2023:8836
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres op 2 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf bij haar echtgenoot in het kader van nareis. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres had haar aanvraag op 9 augustus 2022 ingediend, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. De beslistermijn was door verweerder verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste beslisdatum op 22 februari 2023 viel.
Eiseres heeft op 13 februari 2023 een klacht ingediend met een ingebrekestelling, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling niet geldig is, omdat verweerder had uitgesloten dat er digitaal een ingebrekestelling kon worden ingediend. Er is niet aangetoond dat eiseres of de referent per post een ingebrekestelling heeft gestuurd. Hierdoor is niet voldaan aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, wat leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.