ECLI:NL:RBDHA:2023:8802

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
NL23.14504
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en detentieongeschiktheid in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Chinese nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 27 maart 2023 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 22 mei 2023 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft de medische toestand van eiser in overweging genomen, waarbij eiser aanvoerde dat hij detentieongeschikt is. De rechtbank oordeelde dat het aan eiser is om zich tot de medische dienst van het detentiecentrum te wenden voor een beoordeling van zijn detentieongeschiktheid. De rechtbank concludeerde dat de beschikbare medische informatie niet voldoende was om te concluderen dat eiser detentieongeschikt was. Bovendien werd er opgemerkt dat de detentieongeschiktheid nog niet was vastgesteld en dat de rechtbank geen aanleiding zag om het onderzoek te heropenen op basis van later ingebrachte informatie. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.14504
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J. van Bennekom), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Verweerder heeft op 27 maart 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Q. Lin-He. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Chinese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1965.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 11 mei 2023 (in de zaak NL23.12489) van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt (4 mei 2023), rechtmatig
was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat hij detentieongeschikt is. Kort samengevat blijkt dat volgens hem uit zijn medische toestand. De aard van zijn aandoeningen maakt tevens dat het voor hem vrijwel onmogelijk is om met de buitenwereld te communiceren.
5. De rechtbank overweegt het volgende. Het is aan eiser om zich tot de medische dienst van het detentiecentrum te wenden, ten einde een beoordeling te krijgen van zijn gestelde detentieongeschiktheid. De beschikbare medische informatie over eiser en de omstandigheid dat hij heeft aangekondigd dat hij een aanvraag zal indienen om uitstel van vertrek op medische gronden, onderbouwen op zich nog niet dat van detentieongeschiktheid sprake is. Voorts kan de rechtbank zich voorstellen dat het voor eiser moeizaam is om te communiceren. Dit beperkt eiser, maar het is niet aannemelijk gemaakt dat zijn verblijf in detentie daardoor menselijkerwijs onhoudbaar is. Verder geldt dat de rechtbank niet kan beoordelen of verweerder toepassing had moeten geven aan het bepaalde in artikel 6, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn, zolang de actuele medische/humanitaire toestand van eiser niet is vastgesteld.
6. Op 23 mei 2023, na de sluiting van het onderzoek, heeft eiser nog aangevoerd dat verweerder zich ter zitting zou hebben gebaseerd op een verkeerde voorstelling van zaken rondom zijn medische toestand. Dit zou blijken uit het medische dossier dat eiser op
23 mei 2023 heeft ingebracht. Ongeacht of deze veronderstelling van eiser juist is, blijft overeind staan dat de detentieongeschiktheid geen gegeven is en dat die nog moet worden beoordeeld. De rechtbank ziet in de later ingebrachte informatie dan ook geen aanleiding om het onderzoek te heropenen. Wel dringt de rechtbank er bij verweerder op aan om die beoordeling snel te maken. Daartoe is dan wel vereist dat eiser meewerkt aan een medisch onderzoek door de medische dienst van het detentiecentrum.
7. Gelet hierop en tevens met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe de rechtbank gehouden is, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
25 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.