ECLI:NL:RBDHA:2023:8801

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
NL23.14609
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en verlenging van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht met betrekking tot uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De eiser, geboren in 1996, was op 17 november 2022 in bewaring gesteld omdat er een risico bestond dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken en de uitzettingsprocedure zou beletten. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 15 mei 2023 besloten om de maatregel van bewaring met maximaal twaalf maanden te verlengen, ingaande op 16 mei 2023. Eiser heeft tegen dit verlengingsbesluit beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de bewaring nog steeds van toepassing zijn en dat eiser niet heeft meegewerkt aan zijn uitzetting naar Marokko. De rechtbank oordeelt dat de motivering van het verlengingsbesluit voldoende is en dat er zicht op uitzetting bestaat. Eiser is op 24 mei 2023 gepresenteerd bij de Marokkaanse autoriteiten, wat bevestigt dat de uitzetting voortvarend ter hand wordt genomen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier S.J. Valk. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.14609
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Faber), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).
Procesverloop
Verweerder heeft op 17 november 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Bij besluit van 15 mei 2023 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd, ingaande op 16 mei 2023 (het verlengingsbesluit).
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Hamidi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1996.
Toetsingskader
2. Verweerder moet in het verlengingsbesluit conform het beleid van paragraaf A5/6.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onevenredig bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende
gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn en het arrest Mahdi1 voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit.
Voorwaarden voor de verlenging van de maatregel
3. Volgens artikel 59, zesde lid, van de Vw mag de maatregel van bewaring met nog eens twaalf maanden worden verlengd, onder meer als de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat is voldaan aan deze voorwaarde voor de verlenging. Het is niet in geschil dat eiser niet heeft meewerkt aan zijn uitzetting naar Marokko.
Bewaringsgronden
4. In het verlengingsbesluit staat dat eiser op 17 november 2022 in bewaring is gesteld, omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en/of omdat eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Vervolgens staat in het verlengingsbesluit dat de volgende gronden voor bewaring uit artikel 5.1b van het Vreemdelingenbesluit ten grondslag liggen aan het besluit tot verlenging van de bewaringstermijn:
3a. Nederland niet op voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt met betrekking tot zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3i. heeft te kennen gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft betwist dat de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd nog steeds van toepassing zijn. De rechtbank is van oordeel dat de gronden en de motivering daarvan het verlengingsbesluit kunnen dragen.
6. Eiser heeft overigens geen gronden van beroep aangedragen.

1.ECLI:EU:C:2014:1320.

Conclusie
7. De rechtbank stelt vast dat eiser op 24 mei 2023 in persoon wordt gepresenteerd bij de Marokkaanse autoriteiten. Al hiermee is gegeven dat er onverkort zicht op zijn uitzetting naar Marokko is en dat verweerder die uitzetting vooralsnog voldoende voortvarend ter hand neemt. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe de rechtbank overigens gehouden is2, is zij van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment niet onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af..
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.

2.ECLI:EU:C:2022:858.

24 mei 2023
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: