ECLI:NL:RBDHA:2023:8795

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
NL23.14526
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Algerijnse vreemdeling in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot risico op onttrekking aan toezicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. Eiser, geboren in 1988, heeft gesteld dat hij illegaal Nederland is binnengekomen vanuit Spanje op 26 augustus 2022. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser heeft in zijn verweer aangevoerd dat hij nu wel bereid is om mee te werken aan zijn overdracht naar Spanje en dat er geen onduidelijkheid bestaat over zijn identiteit en nationaliteit. Hij heeft ook verklaard dat hij een vriendin heeft die zwanger is en dat hij over geld beschikt.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gronden voor de maatregel van bewaring, zoals vermeld in de Vreemdelingenwet, voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de zware gronden niet heeft betwist en dat er een significant risico bestaat dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris terecht niet heeft volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring. De omstandigheden dat eiser nu wel wil meewerken aan zijn overdracht en dat zijn identiteit vaststaat, zijn onvoldoende om het onttrekkingsrisico te weerleggen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.14526
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. B.A. Palm),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Hamidi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1988.
De gronden van de maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat de zware grond onder 3a feitelijk juist en voldoende gemotiveerd is. Eiser is op 26 augustus 2022 Nederland illegaal ingereisd vanuit Spanje. Ook de zware grond onder 3b is feitelijk juist en voldoende gemotiveerd. Eiser heeft na het einde van zijn strafrechtelijke detentie op 16 april 2023 geen melding gedaan van zijn illegaal verblijf bij de korpschef. De zware gronden onder 3a en 3b zijn al voldoende om de maatregel van bewaring te dragen.
Het lichter middel
4. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Uit het vertrekgesprek van 17 mei 2023 blijkt dat hij nu wel wil meewerken naar overdracht aan Spanje. Er is ook geen onduidelijkheid over zijn identiteit en nationaliteit. Verder heeft hij in het gehoor voorafgaande aan de inbewaringstelling van 12 mei 2023 verklaard dat hij een vriendin heeft die drie maanden zwanger is. Hij wil graag bij haar verblijven. Hij heeft toen ook verklaard dat hij over geld beschikt.
5. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht niet heeft volstaan met een lichter middel. De gronden van de maatregel veronderstellen dat er een risico is dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Daarbij komt dat eiser nog in het gehoor van 12 mei 2023 heeft aangegeven dat hij niet terug wil naar Spanje. De omstandigheden dat eiser in het vertrekgesprek van 17 mei 2023 heeft verklaard wel te willen meewerken aan zijn overdracht naar Spanje en dat zijn identiteit en nationaliteit nu vaststaan, zijn onvoldoende voor het oordeel dat er nu geen onttrekkingsrisico meer is. Verweerder hoefde in de verklaringen van eiser over zijn vriendin en zijn geld ook geen aanleiding te zien om te volstaan met het opleggen van een lichter middel. Verweerder heeft in het gehoor van 12 mei 2023 immers gevraagd naar het adres van de vriendin. Eiser antwoordde toen: “Ik kan dat adres niet blootstellen.” Toen eiser verklaarde dat zijn vriendin zwanger is, heeft verweerder nog eens gevraagd naar haar naam en adres. Eiser wilde haar naam en adres echter niet geven. Over het geld verklaarde eiser: “Al mijn geld is buiten, ik geef geen antwoord over hoeveel geld ik heb”. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
6. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is1, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. ECLI:EU:C:2022:858.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.