ECLI:NL:RBDHA:2023:8773

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
C/09/645294 / KG ZA 23/262
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deurwaarderskortgeding inzake conservatoir beslag en rechtsverhouding tussen partijen

In deze zaak, die op 16 juni 2023 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een kort geding waarin de voorzieningenrechter zich buigt over de vraag wie de rechthebbende is op de door de Staat op de kwaliteitsrekening van [X B.V.] overgemaakte bedragen. De zaak is aanhangig gemaakt door [eiseres], vertegenwoordigd door mr. H.M. van Eerten, tegen [gedaagde], vertegenwoordigd door mr. T.R. Oude Veldhuis. De procedure is gestart naar aanleiding van conservatoire beslagen die door [gedaagde] zijn gelegd ten laste van [eiseres]. De deurwaarder heeft vragen gesteld over de rechtsverhouding tussen de partijen en de vraag of het conservatoire beslag onder de juiste entiteit is gelegd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de deurwaarder met mr. Van Eerten een overeenkomst van opdracht is aangegaan, waarbij mr. Van Eerten de belangen van [eiseres] behartigt. De voorzieningenrechter concludeert dat de bedragen die door de Staat zijn overgemaakt voorlopig op de kwaliteitsrekening van [X B.V.] moeten worden aangehouden, in afwachting van de uitkomst van de lopende procedures tussen [eiseres] en [gedaagde]. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/645294 / KG ZA 23/262
Vonnis in kort geding van 16 juni 2023 (bij vervroeging)
in de door mr. [de deurwaarder] , gerechtsdeurwaarder te [plaats 1] (verder: de deurwaarder), op grond van artikel 438 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aanhangig gemaakte zaak tussen
[eiseres]te [plaats 2] ,
eiseres,
advocaat mr. H.M. van Eerten te Zwolle,
tegen:
[gedaagde]te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. T.R. Oude Veldhuis te Hengelo.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 31 maart 2023, met producties;
- de door de advocaat van [gedaagde] (hierna ‘mr. Oude Veldhuis’) overgelegde productie.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft – met instemming van alle betrokkenen - plaatsgevonden op 31 mei 2023 via Microsoft Teams.
1.3.
Ter zitting is gebleken dat [gedaagde] op 30 mei 2023, daags voor de zitting, nogmaals conservatoir derdenbeslag heeft gelegd ten laste van [eiseres] , nu onder elk van de bij de besloten vennootschap [X B.V.] te [plaats 1] werkzame deurwaarders. De voorzieningenrechter heeft de deurwaarder in de gelegenheid gesteld om het betreffende beslagexploot op 31 mei 2023 aan de voorzieningenrechter en aan de advocaten van [eiseres] en [gedaagde] toe te sturen, waarna de advocaten van partijen daarop schriftelijk zouden kunnen reageren.
1.4.
Op 31 mei 2023 heeft de deurwaarder het in 1.3. bedoelde exploot aan de voorzieningenrechter en aan de advocaten van partijen toegestuurd. Op 2 juni 2023 heeft de advocaat van [eiseres] (hierna ‘mr. Van Eerten’) een schriftelijke reactie toegestuurd, waarop mr. Oude Veldhuis in een e-mailbericht van 6 juni 2023 heeft gereageerd.
1.5.
Ten slotte heeft de deurwaarder op 8 juni 2023 nog een e-mailbericht gestuurd aan de voorzieningenrechter en aan de advocaten van [eiseres] en [gedaagde] .
1.6.
De datum voor het wijzen van vonnis is ter zitting bepaald op 27 juni 2023 en vervolgens nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Deurwaarder [deurwaarder A] , werkzaam bij [X B.V.] te [plaats 1] (hierna ‘ [X B.V.] ’), heeft op 14 augustus 2020 op verzoek van [eiseres] ten laste van [gedaagde] conservatoir derdenbeslag doen leggen onder de Staat (het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) op
“alle vorderingen die schuldenaar op de derde-beslagene heeft of uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen en op de onder de derde-beslagene berustende aan schuldenaar toebehorende roerende zaken die geen registergoederen zijn, meer speciaal op (het onverdeeld aandeel van) schuldenaar op de aan de (al dan niet ontbonden) maatschap [gedaagde] en [eiseres] te [plaats 2] toegekende subsidie krachtens de Subsidieregeling Sanering Varkenshouderijen”.De opdracht voor het leggen van dit beslag is door mr. Van Eerten aan [X B.V.] verstrekt.
2.2.
De Staat heeft in een verklaring derdenbeslag van 20 augustus 2020 opgenomen dat er tussen de Staat en [gedaagde] een rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan [gedaagde] op het tijdstip van het beslag nog iets van de Staat had te vorderen, nu heeft te vorderen of nog te vorderen kan krijgen. Verder heeft de Staat in die verklaring vermeld:
2.3.
Bij beschikking van 12 oktober 2020 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden van [eiseres] en [gedaagde] en de verdeling van de tussen hen bestaande eenvoudige gemeenschappen vastgesteld. Daarbij is voor zover hier van belang bepaald dat [gedaagde] in totaal een bedrag van € 181.006,58, te vermeerderen met een PM-post bestaande uit de toename/afname van de verrekenvordering van [eiseres] op [gedaagde] , aan [eiseres] moet betalen. [eiseres] heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking.
2.4.
Mr. Van Eerten heeft [X B.V.] opdracht gegeven om de in 2.3. genoemde beschikking ten uitvoer te leggen. Bij brief van 16 oktober 2020 heeft [X B.V.] aan mr. Van Eerten meegedeeld dat de opdracht in behandeling is genomen conform de afspraken zoals deze staan in het door mr. Van Eerten en [X B.V.] ondertekende contract en/of de van toepassing zijnde algemene voorwaarden.
2.5.
De in 2.3. genoemde beschikking is op 22 oktober 2020 op verzoek van [eiseres] door deurwaarder [deurwaarder B] , werkzaam bij [X B.V.] , aan [gedaagde] betekend. Daarbij is aan [gedaagde] bevel gedaan om de hoofdsom, vermeerderd met de explootkosten, binnen twee dagen te voldoen op de kwaliteitsrekening van [X B.V.] . Op 27 oktober 2020 is de beschikking ook betekend aan de Staat, waardoor het op 14 augustus 2020 gelegde conservatoire beslag de executoriale fase is ingegaan.
2.6.
Bij beschikking van 13 juli 2021, verbeterd bij beschikking van 27 september 2021, heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de beschikking van 12 oktober 2020 vernietigd en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden tussen [eiseres] en [gedaagde] opnieuw vastgesteld. Daarbij is bepaald dat [gedaagde] een bedrag van in totaal € 272.548,-- aan [eiseres] moet betalen.
2.7.
Op 12 augustus 2021 heeft de Staat een bedrag van € 64.590,84 overgemaakt naar de kwaliteitsrekening die wordt aangehouden door de deurwaarders die werkzaam zijn bij [X B.V.] . Het na aftrek van kosten resterende bedrag is uitgekeerd aan mr. Van Eerten.
2.8.
De beschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 juli 2021 is, opnieuw in opdracht van mr. Van Eerten, op 3 september 2021 door deurwaarder [deurwaarder C] , werkzaam bij [X B.V.] , aan [gedaagde] betekend. Daarbij is aan [gedaagde] bevel gedaan om de hoofdsom, vermeerderd met explootkosten, te betalen door overmaking naar de kwaliteitsrekening van [X B.V.] . Op 6 september 2021 is de beschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ook betekend aan de Staat.
2.9.
Op 21 oktober 2022 heeft deurwaarder [deurwaarder D] , werkzaam bij [X B.V.] , op verzoek van [gedaagde] ten laste van [eiseres] conservatoir beslag gelegd onder [X B.V.]
“op alle gelden en/of geldswaarden en/of vorderingen die de geëxecuteerde(toevoeging voorzieningenrechter: [eiseres] )
op voornoemde derde(toevoeging voorzieningenrechter: [X B.V.] )
mocht hebben of uit een reeds nu bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen, en op haar/hem toebehorende roerende zaken die geen registergoederen zijn, die onder voornoemde derde mochten berusten”.
2.10.
Deurwaarder [deurwaarder E] , werkzaam bij [X B.V.] , heeft naar aanleiding van het in 2.9. genoemde conservatoire beslag op 17 november 2022 het volgende verklaard:
2.11.
Bij brief van 22 februari 2023 heeft de Staat aan [gedaagde] meegedeeld dat zijn subsidieaanvraag is goedgekeurd en dat het te betalen voorschot van 70% van het verleende subsidiebedrag € 452.136,09 bedraagt. Daarbij is toegelicht dat een bedrag van € 350.215,38 zal worden overgemaakt aan de Rabobank (als pandhouder) en dat het resterende bedrag van € 101.920,71 zal worden overgemaakt aan [X B.V.] (met kenmerk [kenmerk] ) op grond van het op 6 september 2021 door betekening van de beschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aan de Staat executoriaal geworden beslag. Op 28 februari 2023 heeft [X B.V.] het bedoelde bedrag op haar kwaliteitsrekening ontvangen.
2.12.
In een e-mailbericht van 24 februari 2023 heeft mr. Oude Veldhuis aan [X B.V.] meegedeeld dat zij erop vertrouwt dat [X B.V.] het (te ontvangen) bedrag van € 101.920,71, gelet op het op 21 oktober 2022 door [gedaagde] ten laste van [eiseres] gelegde conservatoire beslag, onder zich zal houden in afwachting van alle lopende procedures. Daarbij is [X B.V.] aansprakelijk gesteld voor het geval tot uitkering aan [eiseres] zal worden overgegaan.
2.13.
Mr. Van Eerten heeft in een e-mailbericht van 2 maart 2023 (samengevat) aan de deurwaarder meegedeeld dat [X B.V.] op het moment van beslaglegging op 21 oktober 2022 geen gelden voor [eiseres] onder zich had, zodat het door [X B.V.] ontvangen bedrag van € 101.920,71 niet is ontvangen op basis van een op 21 oktober 2022 reeds bestaande rechtsverhouding tussen [X B.V.] en [eiseres] en als zodanig niet ‘rechtstreeks’ is verkregen, omdat de gehoudenheid van [X B.V.] om gelden aan [eiseres] te betalen pas is ontstaan met de ontvangst van de betreffende gelden van de Staat op 28 februari 2023. Bovendien bestaat er volgens mr. Van Eerten geen rechtsverhouding tussen [X B.V.] en [eiseres] , zodat [X B.V.] moet overgaan tot afdracht van het door de Staat ontvangen bedrag aan [eiseres] . Daarbij heeft mr. Van Eerten [X B.V.] namens [eiseres] aansprakelijk gesteld voor het geval die afdracht onmogelijk wordt gemaakt,
“bijvoorbeeld door een recente geldige beslaglegging.”.
2.14.
Op 30 mei 2023 is op verzoek van [gedaagde] ten laste van [eiseres] conservatoir beslag gelegd
“onder elk van de bij de besloten vennootschap [X B.V.] , statutair gevestigd te [plaats 1] , tevens kantoorhoudende te [postcode+plaats] aan het adres [adres] , werkzame deurwaarders”.
2.15.
In een e-mailbericht van 8 juni 2023 heeft de deurwaarder aan de voorzieningenrechter en aan mr. Van Eerten en mr. Oude Veldhuis meegedeeld dat de Staat op die datum nog een bedrag van € 88.748,66 op de kwaliteitsrekening van [X B.V.] heeft overgemaakt, opnieuw met kenmerk [kenmerk] .

3.Het geschil

3.1.
In het proces-verbaal van 31 maart 2032 heeft de deurwaarder (samengevat) gesteld dat hij stuit op een bezwaar, omdat [X B.V.] door zowel mr. Van Eerten als mr. Oude Veldhuis aansprakelijk wordt gehouden: door mr. Van Eerten als [X B.V.] niet overgaat tot betaling aan hem en door mr. Oude Veldhuis voor het geval [X B.V.] overgaat tot betaling aan mr. Van Eerten/ [eiseres] . De deurwaarder heeft daarbij een viertal vragen (A. tot en met D.) geformuleerd.
3.2.
Het standpunt van [eiseres] blijkt al uit het in 2.13. genoemde e-mailbericht van mr. Van Eerten. Verder heeft [eiseres] gesteld dat het bedrag dat [X B.V.] onder zich heeft volledig valt onder het bereik van het door [eiseres] ten laste van [gedaagde] gelegde beslag, dat inmiddels in executoriale vorm is overgegaan, en dat de door [gedaagde] ten laste van [eiseres] gelegde conservatoire beslagen daar geen verandering in brengen. De deurwaarder kan en moet daarom bevrijdend aan [eiseres] uitkeren, aldus [eiseres] .
3.3.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de op 21 oktober 2022 en op 30 mei 2023 ten laste van [eiseres] gelegde conservatoire beslagen doel hebben getroffen. Volgens [gedaagde] zijn de beslagen gelegd op alle goederen van, dan wel gehouden voor [eiseres] , die [X B.V.] , althans de daar werkzame deurwaarders, onder zich heeft/hebben en op de vorderingen die [eiseres] rechtstreeks zal verkrijgen op [X B.V.] en alle daar werkende deurwaarders uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding. Het door de Staat aan [X B.V.] , dan wel aan de daar werkzame deurwaarders, uitgekeerde bedrag valt daarom onder het beslag, zodat er op dit moment niet bevrijdend aan [eiseres] kan worden betaald, aldus [gedaagde] .
3.4.
De voorzieningenrechter zal hierna de vragen van de deurwaarder beantwoorden, waarbij zo nodig ook de standpunten van [eiseres] en [gedaagde] zullen worden betrokken.
A. Wie is de rechthebbende?
3.5.
De deurwaarder heeft allereerst gevraagd of het standpunt juist is dat de deurwaarder/ [X B.V.] het door de Staat betaalde bedrag houdt voor mr. Van Eerten als ‘rechthebbende’, nu hij – en niet zijn cliënte [eiseres] – [X B.V.] de opdracht voor het leggen van beslag heeft gegeven en dat dit bedrag daarom niet verschuldigd is aan [eiseres] .
3.6.
De voorzieningenrechter stelt vast dat [X B.V.] met mr. Van Eerten een overeenkomst van opdracht is aangegaan, waarbij mr. Van Eerten de belangen behartigde van [eiseres] en [X B.V.] diensten (heeft) verricht die evenzeer de belangen van [eiseres] betreffen. In zoverre is [eiseres] als belanghebbende nauw betrokken bij de (formeel) door mr. Van Eerten gegeven opdracht. In beginsel zal [X B.V.] geïncasseerde gelden (bevrijdend) kunnen afgedragen door overmaking naar (de rekening van de stichting derdengelden van) mr. Van Eerten, nu mr. Van Eerten geacht kan worden door [eiseres] gemachtigd te zijn deze afspraak te maken en gelden bestemd voor [eiseres] te ontvangen. Zolang door [X B.V.] ten behoeve van [eiseres] ontvangen gelden nog niet zijn uitbetaald en dus nog een aanspraak bestaat op uitbetaling van het op de kwaliteitsrekening gestorte bedrag, kan derdenbeslag worden gelegd. Aan te nemen valt dat dit – in dit geval – door [gedaagde] ten laste van [eiseres] gelegde derdenbeslag [X B.V.] verplicht het verschuldigde niet uit te betalen (gelet op het bepaalde in artikel 475h lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)), niet aan mr. Van Eerten en evenmin aan [eiseres] . De omstandigheid dat mr. Van Eerten de (formele) opdrachtgever is, doet daar niet aan af, zelfs niet als tussen [X B.V.] en mr. Van Eerten expliciet is afgesproken dat [X B.V.] zal betalen aan (de stichting derdengelden van) mr. Van Eerten. Ondanks die formeel door de advocaat gegeven opdracht blijft [eiseres] tegenover [X B.V.] de ‘rechthebbende’ ten aanzien van ontvangen gelden, totdat tot uitbetaling is overgegaan. De beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van het Gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2023:466) van 7 maart 2023, waar de deurwaarder in het proces-verbaal naar heeft verwezen, dwingt niet tot een andere benadering. In die zaak stond de bewaarplicht van de deurwaarder centraal in een bijzonder geval waarin een opdrachtgever (een incassobureau) de belangen van een groep schuldeisers behartigde en – naar de deurwaarders stelden – de afspraak was gemaakt dat de bewaarplicht (ten aanzien van ontvangen gelden) op ‘opdrachtgeversniveau’ zou mogen plaatsvinden. Een dergelijk geval doet zich hier niet voor.
B. Met wie komt de rechtsverhouding tot stand?
3.7.
Vervolgens heeft de deurwaarder gevraagd met wie de rechtsverhouding tussen de opdrachtgever en [X B.V.] ‘in de grond der zaak’ tot stand komt. Is dat [X B.V.] (die zich als zodanig presenteert) of zijn dat de deurwaarders die de onderdelen van de gegeven opdracht (met name: het betekenen van exploten) feitelijk uitvoeren? De deurwaarder heeft er daarbij op gewezen dat er onduidelijkheid kan bestaan bij derden die ten laste van de opdrachtgever beslag willen leggen, omdat zij niet weten of zij onder [X B.V.] of onder één of meer van de bij [X B.V.] werkzame deurwaarders beslag moeten leggen.
3.8.
Deurwaarders kunnen samenwerken in een personenvennootschap, maar ook in een rechtspersoon (zie daarover hoofdstuk 6 van het Deurwaardersreglement, Staatscourant 2023, 858). Het ligt voor de hand dat de rechtsvorm waarin de deurwaarders hun onderneming exploiteren ook als partij optreedt bij overeenkomsten van opdracht; dat zal uiteraard van geval tot geval beoordeeld moeten worden, maar afgaande op de wijze waarop [X B.V.] zich presenteert op het briefpapier en bij opdrachtbevestigingen, bestaat daar in dit geval geen twijfel over: [X B.V.] . Uiteraard kan die constructie, waarin de [X B.V.] de opdrachtnemer is, niet afdoen aan de verantwoordelijkheid (en aansprakelijkheid) van de individuele deurwaarder voor zover deze taken verricht die behoren tot het ambt van de gerechtsdeurwaarder. Afgaande op uitgaande stukken, zoals de exploten van deurwaarders van [X B.V.] , zullen derden doorgaans ook (mogen) aannemen dat de werkzaamheden weliswaar formeel door een individuele deurwaarder van [X B.V.] worden verricht, maar dat de contractuele wederpartij van de opdrachtgever de rechtsvorm is waarin de deurwaarders samenwerken. Dat betekent in dit geval dat de rechtsverhouding – de overeenkomst van opdracht waarin mr. Van Eerten formeel als opdrachtgever optreedt - tot stand is gekomen met [X B.V.] en niet met de individuele bij [X B.V.] werkzame deurwaarders. Het antwoord op de volgende vraag van de deurwaarder bouwt hierop voort.
C. Is het conservatoire beslag onder de juiste entiteit gelegd?
3.9.
In samenhang met het voorgaande heeft de deurwaarder gevraagd of het op 21 oktober 2022 door [gedaagde] gelegde conservatoire beslag wel onder de juiste entiteit is gelegd. De deurwaarder heeft daarbij toegelicht dat de kwaliteitsrekening op naam van [X B.V.] staat, maar dat conform het grondprincipe van artikel 19 lid 5 Gerechtsdeurwaarderswet de deurwaarder(s) zelf exclusief controle over de kwaliteitsrekening heeft (hebben). De deurwaarder vraagt zich daarom af of [gedaagde] beslag had moeten leggen onder de (betrokken) deurwaarder/de deurwaarders in plaats van onder [X B.V.] .
3.10.
Hoewel [gedaagde] inmiddels op 30 mei 2023 alsnog beslag heeft gelegd onder elk van de bij [X B.V.] werkzame deurwaarders en beantwoording van vraag C. daardoor niet meer nodig is, merkt de voorzieningenrechter ten overvloede het volgende op. De kwaliteitsrekening is op grond van het bepaalde in artikel 19 van de Gerechtsdeurwaarderswet een rekening die los staat van het vermogen van de samenwerkende deurwaarders of de rechtspersoon waarin de deurwaarders hun onderneming voeren. In dit geval staat vast dat de kwaliteitsrekening is geopend door [X B.V.] , maar aangenomen moet worden dat het karakter van deze rekening geheel in overeenstemming met het bepaalde in de Gerechtsdeurwaarderswet is. Dit betekent dat de controle over de rekening in handen van de (samenwerkende) deurwaarders is en dat degenen voor wie bedragen zijn geïncasseerd gezamenlijk rechthebbenden zijn ten aanzien van het saldo. Op basis hiervan, en in samenhang met het antwoord op vraag B., komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat derdenbeslag ten laste van een van de rechthebbenden (op het saldo op de kwaliteitsrekening) gelegd kan worden zowel onder de rechtspersoon waarin de deurwaarders samenwerken en naar buiten optreden, als onder “ieder van de deurwaarders” werkzaam binnen het verband van die rechtsvorm. Dit is in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever die niet heeft gewenst dat het beslag ten laste van een rechthebbende gelegd zou kunnen worden onder de bank waar de kwaliteitsrekening wordt aangehouden, omdat de bank geen kennis heeft van de mate van gerechtigdheid tot het saldo van degenen ten laste van wie het derdenbeslag wordt gelegd. Die kennis hebben de gezamenlijke deurwaarders en de entiteit waarin zij samenwerken wel.
D. Wat valt er onder het beslag?
3.11.
Ten slotte heeft de deurwaarder gevraagd of het op 28 februari 2023 door de Staat op de kwaliteitsrekening van [X B.V.] overgemaakte bedrag (“onmiddellijk”) verschuldigd is uit hoofde van een reeds ten tijde van het beslag bestaande rechtsverhouding, nu het beslag ten laste van [eiseres] op 21 oktober 2022 door [gedaagde] is gelegd.
3.12.
Hoewel ook deze vraag, gelet op het op 30 mei 2023 door [gedaagde] ten laste van [eiseres] gelegde beslag, inmiddels niet meer actueel is, overweegt de voorzieningenrechter ten overvloede het volgende. Een rechtsverhouding tussen de deurwaarder/de rechtsvorm waarin de deurwaarders samenwerken en de opdrachtgever komt tot stand nadat de opdracht tot incasso is gegeven. Meer in het bijzonder is dat het geval indien, nadat een executoriale titel is verkregen, de deurwaarder opdracht wordt gegeven deze te betekenen en tot betaling te bevelen of door beslaglegging tot incasso over te gaan. Indien na het geven van deze opdracht aan de deurwaarder uit hoofde van die executoriale titel een geldsom wordt ontvangen, dan ontstaat voor de deurwaarder tegenover de rechthebbende een betalingsverplichting die (onmiddellijk) voortkomt uit de rechtsverhouding die is gestart met het geven van de opdracht. Als dus na het geven van de opdracht aan [X B.V.] /de deurwaarder, maar voordat een betaling door [X B.V.] /de deurwaarder wordt ontvangen, door een crediteur van de opdrachtgever/rechthebbende derdenbeslag wordt gelegd onder [X B.V.] /deurwaarder, dan geldt dat de na de datum van beslaglegging op de kwaliteitsrekening ontvangen geldsom bestemd voor de rechthebbende (het gaat in casu om de betalingen van de Staat van 28 februari 2023 en 8 juni 2023) een betalingsverplichting van [X B.V.] /de deurwaarder jegens de rechthebbende oplevert die haar onmiddellijke grondslag heeft in de reeds bestaande rechtsverhouding.
Slotsom en proceskosten
3.13.
De slotsom van het voorgaande is dat de door de Staat op de kwaliteitsrekening van [X B.V.] overgemaakte bedragen voorlopig, in afwachting van de uitkomst van de tussen [eiseres] en [gedaagde] lopende procedures, op die kwaliteitsrekening moeten worden aangehouden en dat die bedragen vooralsnog niet bevrijdend aan [eiseres] /mr. Van Eerten kunnen worden uitgekeerd.
3.14.
In de aard van het geschil ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten tussen partijen op de hierna vermelde wijze te compenseren.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
bepaalt dat de deurwaarder de door de Staat op de kwaliteitsrekening van [X B.V.] overgemaakte bedragen (met kenmerk [kenmerk] ) voorlopig, in afwachting van de uitkomst van de tussen [eiseres] en [gedaagde] lopende procedures, op die kwaliteitsrekening moet aanhouden;
4.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2023.
mvt