ECLI:NL:RBDHA:2023:8770
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opeisen van een dwangsom na uitblijven van een beslissing op verzoek tot hoorzitting in bezwaar
In deze zaak heeft eiseres, zonder vaste woon- of verblijfplaats, burgemeester en wethouders van Westland in gebreke gesteld vanwege het uitblijven van een beslissing op haar verzoek van 23 maart 2018. Eiseres heeft op 10 oktober 2018 een ingebrekestelling verzonden, waarna verweerder op 16 oktober 2018 heeft gecommuniceerd dat het verzoek niet ontvangen was en dat eiseres de gelegenheid kreeg om het verzoek opnieuw in te dienen. Eiseres heeft vervolgens op 17 december 2018 een maximale dwangsom geëist wegens het overschrijden van de beslistermijn. Verweerder heeft in een besluit van 3 januari 2019 laten weten dat er binnen veertien dagen na de ingebrekestelling een besluit is genomen, maar eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft het bezwaar van eiseres beoordeeld in een rechtstreeks beroep, zoals toegestaan onder artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De procedure is enige tijd aangehouden op verzoek van partijen. Op 1 juni 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend, waarop eiseres ook op 1 juni 2023 nadere gronden heeft ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 13 juni 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres tot 20 december 2017 in dienst was bij de gemeente Westland en dat zij op 23 maart 2018 een e-mail heeft gestuurd met een verzoek om alle lopende procedures te schorsen. Eiseres stelt dat verweerder nooit op haar verzoek heeft beslist en dat zij de brief van 16 oktober 2018 nooit heeft ontvangen. Verweerder heeft echter betoogd dat er binnen de termijn gereageerd is op de ingebrekestelling en dat eiseres bezwaar had moeten maken tegen het besluit als zij het daar niet mee eens was. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat verweerder terecht heeft geoordeeld dat er geen dwangsommen verbeurd zijn. De rechtbank concludeert dat eiseres niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van verweerder en dat de e-mail van 23 maart 2018 niet als een op zichzelf staand verzoek is opgevat.