ECLI:NL:RBDHA:2023:8770

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
19/2447
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opeisen van een dwangsom na uitblijven van een beslissing op verzoek tot hoorzitting in bezwaar

In deze zaak heeft eiseres, zonder vaste woon- of verblijfplaats, burgemeester en wethouders van Westland in gebreke gesteld vanwege het uitblijven van een beslissing op haar verzoek van 23 maart 2018. Eiseres heeft op 10 oktober 2018 een ingebrekestelling verzonden, waarna verweerder op 16 oktober 2018 heeft gecommuniceerd dat het verzoek niet ontvangen was en dat eiseres de gelegenheid kreeg om het verzoek opnieuw in te dienen. Eiseres heeft vervolgens op 17 december 2018 een maximale dwangsom geëist wegens het overschrijden van de beslistermijn. Verweerder heeft in een besluit van 3 januari 2019 laten weten dat er binnen veertien dagen na de ingebrekestelling een besluit is genomen, maar eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft het bezwaar van eiseres beoordeeld in een rechtstreeks beroep, zoals toegestaan onder artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De procedure is enige tijd aangehouden op verzoek van partijen. Op 1 juni 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend, waarop eiseres ook op 1 juni 2023 nadere gronden heeft ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 13 juni 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres tot 20 december 2017 in dienst was bij de gemeente Westland en dat zij op 23 maart 2018 een e-mail heeft gestuurd met een verzoek om alle lopende procedures te schorsen. Eiseres stelt dat verweerder nooit op haar verzoek heeft beslist en dat zij de brief van 16 oktober 2018 nooit heeft ontvangen. Verweerder heeft echter betoogd dat er binnen de termijn gereageerd is op de ingebrekestelling en dat eiseres bezwaar had moeten maken tegen het besluit als zij het daar niet mee eens was. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat verweerder terecht heeft geoordeeld dat er geen dwangsommen verbeurd zijn. De rechtbank concludeert dat eiseres niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van verweerder en dat de e-mail van 23 maart 2018 niet als een op zichzelf staand verzoek is opgevat.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/2447

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres], zonder vaste woon- of verblijfplaats, eiseres

(gemachtigde: mr. J.F.R. Eisenberger),
en

burgemeester en wethouders van Westland

(gemachtigde: mr. G.G.E.A. Frederix-Gianotten).

Procesverloop

Eiseres heeft verweerder op 10 oktober 2018 in gebreke gesteld vanwege het uitblijven van een beslissing op haar verzoek van 23 maart 2018.
Bij brief van 16 oktober 2018 laat verweerder eiseres weten dat zij haar verzoek van 23 maart 2018 niet ontvangen hebben en wordt gelegenheid geboden het verzoek opnieuw in te dienen.
Bij brief van 17 december 2018 eist eiseres een maximale dwangsom op wegens het overschrijden van de beslistermijn.
Verweerder heeft bij besluit van 3 januari 2019 (het bestreden besluit) laten dat weten binnen veertien dagen na de ingebrekestelling een besluit is genomen, namelijk op 16 oktober 2018.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. De rechtbank is akkoord gegaan met het verzoek van partijen om het bezwaar van eiseres te beoordelen in een rechtstreeks beroep als bedoeld in artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De procedure is (mede op verzoek van partijen) lange tijd aangehouden.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend op 1 juni 2023.
Eiseres heeft nadere gronden ingediend op 1 juni 2023.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [naam] en namens verweerder de gemachtigde van verweerder en mr. S. de Boer.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres was tot 20 december 2017 in dienst bij de gemeente Westland. Zij heeft op 23 maart 2018 een e-mail gestuurd met als onderwerp “verzoek intrekken zitting bezwaarschriften commissie 22 mrt 2018 (gisteravond) [eiseres]”. Daarin vraagt zij onder andere om alle lopende procedures te schorsen en benadrukt zij haar slechte gezondheid.
Wat vindt eiseres in beroep?
2. Eiseres geeft aan dat verweerder nooit beslist heeft op haar verzoek van 23 maart 2018. De brief van verweerder van 16 oktober 2018 heeft eiseres nooit ontvangen. Daarom is verweerder de maximale dwangsom verschuldigd.
Wat vindt verweerder in beroep?
3. Pas in de beroepsfase werd het verweerder duidelijk dat eiseres de voornoemde e-mail van 23 maart 2018 bedoelde bij de ingebrekestelling van 10 oktober 2018. Verweerder is van oordeel dat het debat over die hoorzitting gevoerd moet worden in de besluiten waar die hoorzitting over ging. Verweerder heeft geen dwangsommen verbeurd aangezien hij bij brief van 16 oktober 2018 heeft gereageerd op de ingebrekestelling.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. In deze zaak gaat het alleen om de vraag of verweerder in het bestreden besluit terecht geoordeeld heeft dat er geen dwangsommen verbeurd zijn.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek waar de zaak om gaat inderdaad ziet op de e-mail van eiseres aan de toenmalige burgemeester, zoals verweerder in het verweerschrift constateert. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat er binnen twee weken na de ingebrekestelling een reactie is gekomen van verweerder, namelijk dat het verzoek bij verweerder niet bekend is. Het had op weg van eiseres gelegen om bezwaar te maken tegen dit besluit als zij het daar niet mee eens was. Dit heeft eiseres niet gedaan. Verweerder heeft in het bestreden besluit dan ook terecht geconstateerd dat er geen dwangsommen verbeurd zijn wegens het niet tijdig beslissen op het verzoek van eiseres.
Overigens is goed te volgen dat verweerder de e-mail van 23 maart 2018 niet als een op zichzelf staand verzoek heeft opgevat maar dat die opmerkingen geplaatst zouden moeten worden in de bezwaarprocedures van eiseres waar de hoorzitting van 22 maart 2018 in is gehouden.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.