ECLI:NL:RBDHA:2023:8769
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Dwangsom wegens niet tijdig beslissen op bezwaar tegen salarisbetaling
In deze zaak heeft eiseres, zonder vaste woon- of verblijfplaats, een verzoek ingediend bij de burgemeester en wethouders van Westland om betaling van salaris met terugwerkende kracht vanaf 23 september 2013. Dit verzoek werd op 22 maart 2018 afgewezen. Eiseres heeft vervolgens op 18 december 2018 verweerder in gebreke gesteld vanwege het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar tegen de afwijzing. Het bezwaar werd op 19 november 2018 ongegrond verklaard, maar eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld omdat zij meende dat er niet tijdig op haar bezwaar was beslist. De rechtbank heeft de zaak op 13 juni 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat verweerder niet tijdig had beslist op het bezwaar van eiseres. De rechtbank vernietigde het besluit van 3 januari 2019, waarin werd gesteld dat er tijdig op het bezwaar was beslist, en concludeerde dat verweerder een dwangsom van €180,- had verbeurd. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht van €174,- en proceskosten van €1.674,- aan eiseres. De uitspraak werd gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers op 22 juni 2023 en is openbaar uitgesproken.
De rechtbank benadrukte dat de datum van de ingebrekestelling bepalend is voor de hoogte van de dwangsom, en dat de beslissing van verweerder te laat was, wat resulteerde in de verbeurdverklaring van de dwangsom. Eiseres had recht op vergoeding van haar proceskosten, aangezien het beroep gegrond werd verklaard.