ECLI:NL:RBDHA:2023:8767
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opeisen van een dwangsom na uitblijven van een besluit op een inzageverzoek op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming
In deze zaak heeft eiseres, zonder vaste woon- of verblijfplaats, op 30 juli 2018 een inzageverzoek ingediend bij de burgemeester en wethouders van Westland op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Verweerder heeft dit verzoek bij besluit van 26 september 2018 buiten behandeling gesteld, omdat eiseres niet had voldaan aan de identificatieplicht. Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld op 25 september en 4 oktober 2018, maar verweerder heeft in een later besluit van 3 januari 2019 aangegeven dat er geen termijnoverschrijding was en dat er geen dwangsommen verbeurd waren. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, en de rechtbank heeft het bezwaar beoordeeld in een rechtstreeks beroep.
De rechtbank heeft op 22 juni 2023 uitspraak gedaan. De kern van de zaak was of verweerder tijdig had beslist op het inzageverzoek en of er dwangsommen verschuldigd waren. Eiseres stelde dat verweerder in gebreke was gebleven, terwijl verweerder aanvoerde dat er tijdig was beslist. De rechtbank concludeerde dat er inderdaad op het verzoek was beslist en dat er geen dwangsommen verschuldigd waren. De rechtbank wees het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaar door eiseres als zij het niet eens was met de beslissing van verweerder. De rechtbank heeft ook verwezen naar eerdere uitspraken die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun mogelijkheden voor hoger beroep.