Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.STICHTING HAAGLANDEN MEDISCH CENTRUMte Den Haag,
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ VOOR INSTELLINGEN IN DE GEZONDHEIDSZORG MEDIRISK B.A.te Utrecht,
1.De procedure
- [verzoeker] in persoon, bijgestaan door mr. Timmermans voornoemd;
- namens HMC: mevrouw [naam 1] (jurist), bijgestaan door mr. van Gogh voornoemd.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“opvallende verbreding van de aortawortel van 4,5 cm”vaststelde. Hij vindt dat er nader onderzoek en follow-up had moeten plaatsvinden om vast te stellen waarom de aortawortel verwijd was én of hij aan het marfansyndroom lijdt. Hierbij betrekt hij dat hij jarenlang regelmatig zijn zorgen heeft geuit en vragen heeft gesteld over de mogelijkheid dat hij het marfansyndroom zou kunnen hebben en het feit dat de aortawortel in één jaar tijd was verbreed van 38 mm naar 45 mm. [verzoeker] meent verder dat ten onrechte de halsrib als oorzaak voor de dissectie is aangenomen en geen nader onderzoek is ingesteld naar het uitsluiten of bevestigen van de overige differentiaaldiagnoses. [verzoeker] verwijt [naam 2] ook dat hij hem – zelfs na de echo van het abdomen op 9 februari 2015 – niet informeerde over de verwijde aortawortel en hem is blijven geruststellen dat hij het marfansyndroom niet zou hebben, zonder na te gaan wanneer eerdere analyses naar dit syndroom waren uitgevoerd en of er al genetisch onderzoek had plaatsgevonden. Bovendien meent [verzoeker] dat hij medicatie en leefstijladviezen had moeten krijgen, omdat hij ook met een stent en met de halsribben geen sporten met piekbelasting en/of contactsport meer had mogen uitoefenen.
5.De beslissing
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
- hij voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie);
- hij het onderzoek pas na het bericht van de griffier over betaling van het voorschot mag aanvangen;
- hij het onderzoek onmiddellijk moet staken en contact moet opnemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn;
- uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken zijn oordeel is gebaseerd;
- hij [verzoeker] in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van zijn inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in art. 7:464 lid 2 onder b BW en, als [verzoeker] als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan hem (eventueel onder gesloten couvert via zijn advocaat) moet toesturen en hem daarbij een termijn van twee weken moet bieden om aan te geven of hij gebruik wil maken van zijn blokkeringsrecht (waarbij [verzoeker] zich van commentaar op het concept moet onthouden);
- als [verzoeker] binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de rechtbank moet mededelen;
- als [verzoeker] geen gebruik maakt van zijn inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moet toezenden;