ECLI:NL:RBDHA:2023:8754

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
NL23.5087
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) op basis van middelenvereiste en belangenafweging onder artikel 8 EVRM

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres, een Marokkaanse vrouw, had een aanvraag ingediend om bij haar echtgenoot in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de echtgenoot niet voldeed aan het middelenvereiste zoals vastgelegd in het Vreemdelingenbesluit. De rechtbank heeft op 11 mei 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht de aanvraag heeft afgewezen. De echtgenoot van eiseres beschikte niet over voldoende duurzame middelen van bestaan, wat noodzakelijk is voor de goedkeuring van de mvv-aanvraag. De rechtbank heeft de individuele omstandigheden van de echtgenoot in overweging genomen, maar oordeelt dat deze niet voldoende zijn om aan het middelenvereiste te voldoen. Bovendien is de belangenafweging op basis van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eiseres uitgevallen, omdat niet is aangetoond dat het voor de echtgenoot onmogelijk zou zijn om in Marokko een gezinsleven met eiseres op te bouwen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de mvv-aanvraag door de staatssecretaris standhoudt. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door rechter J.E.C. Vriends, in aanwezigheid van griffier A.J.J. Sterks, en is openbaar gemaakt op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5087

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseresV-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. W. Epema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel 'verblijf als familie- of gezinslid bij [naam referent] ’.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 2 februari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 januari 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 mei 2023 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. J.J. Bronsveld als waarnemer van de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 1981 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Zij is op [datum] februari 2021 getrouwd met referent, [naam referent] . Hij is geboren op [geboortedatum 2] 1972 en heeft ook de Marokkaanse nationaliteit. Referent is sinds 2001 in Nederland en heeft een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Op 5 augustus 2021 heeft referent een aanvraag ingediend voor een mvv om de overkomst van eiseres naar Nederland mogelijk te maken.
Bestreden besluit
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat referent niet voldoet aan het middelenvereiste zoals opgenomen in artikel 3.22, eerste lid, van het Vb. [1] Hij beschikt niet duurzaam en zelfstandig over voldoende middelen van bestaan. Ook valt hij niet onder een van de gronden voor vrijstelling van het middelenvereiste. De belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM [2] valt in het nadeel van eiseres uit.
Beroepsgronden
4. Referent voert aan dat hij op 20 december 2022 een arbeidsovereenkomst voor de periode van 1 januari 2023 tot 30 september 2023 is aangegaan in het kader van beschut werken. Hij is afhankelijk van beschut werk en gaat ervan uit dat hij zijn werk ook na 30 september 2023 zal behouden. Daarnaast is er reden om af te wijken van het middelenvereiste gelet op het uitgavenpatroon van referent. Hij heeft aangetoond dat hij zijn lasten makkelijk kan betalen met zijn inkomsten, zodat een beroep op de publieke middelen is uitgesloten. Tot slot wijst referent er op dat hij afhankelijk is van ondersteuning en beschut werk in Nederland, waardoor hij niet naar Marokko kan om daar zijn gezinsleven met eiseres uit te oefenen.
Oordeel van de rechtbank
5. Op het moment van de mvv-aanvraag beschikte referent over een uitkering op grond van de Ziektewet ter hoogte van € 1.293,24 bruto per maand. Hiermee werd niet voldaan aan het middelenvereiste, nu hij daarmee ver onder de toepasselijk norm van € 1.701,- SV-loon per maand zat. [3] In bezwaar is gebleken dat referent inmiddels beschikte over een WIA-uitkering van € 1.317,16 bruto per maand. Ook dat inkomen is niet tenminste gelijk aan de ten tijde van het bestreden besluit toepasselijke norm van € 1.934,40 SV-loon per maand. Uit de door referent overgelegde arbeidsovereenkomst in het kader van beschut werk en de overgelegde loonstroken blijkt dat hij sinds 1 januari 2023 beschikt over een inkomen van € 1.882,17 bruto per maand. Ook met dit inkomen blijft hij echter onder de genoemde norm van € 1.934,40 SV-loon per maand.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende rekening gehouden met de door referent aangevoerde individuele omstandigheden. Referent stelt dat hij met zijn huidige arbeidsovereenkomst maar net onder de toepasselijk norm zit en dat zijn inkomsten in ieder geval negen maanden beschikbaar zijn. Daarmee is echter nog geen sprake van duurzame inkomsten, omdat deze daarvoor minstens een jaar beschikbaar moeten zijn. [4] Er kan een uitzondering worden gemaakt als het inkomen nog tenminste zes maanden beschikbaar is en het afgelopen jaar inkomen is verworven dat ten minste gelijk is aan de toepasselijk norm, waarbij geen beroep op de publieke middelen mag zijn gedaan. [5] Daar wordt evenmin aan voldaan, omdat referent in het jaar voorafgaand aan de aanvraag of het besluit met zijn Ziektewet- en WIA-uitkering over onvoldoende middelen beschikte. Bovendien ontving referent naast zijn Ziektewet- en WIA-uitkering een aanvulling vanuit de Toeslagenwet. Daarmee heeft hij een beroep op de publieke middelen gedaan, aangezien de toeslag niet wordt voldaan uit een premie maar uit de openbare kas. Tot slot heeft referent geen volledig inzicht gegeven in zijn in- en uitgavenpatroon, waardoor niet vastgesteld kan worden of hij met zijn huidige inkomen in zowel het levensonderhoud van hemzelf als dat van eiseres kan voorzien.
7. In het kader van het beroep van referent op artikel 8 van het EVRM heeft verweerder een belangenafweging gemaakt, die in het nadeel van eiseres is uitgevallen. Daarbij is in aanmerking genomen dat referent niet duidelijk heeft gemaakt waarom hij zijn gezinsleven met eiseres niet in Marokko kan uitoefenen, aangezien hij daar het grootste deel van zijn leven heeft gewoond, hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en hij bekend is met de taal en cultuur. Daarnaast heeft referent zijn gestelde afhankelijkheid van familie en andere ondersteuners en beschut werk niet aangetoond. Dat de voorzieningen in Nederland, zoals de mogelijkheid tot beschut werken, beter zijn, maakt bovendien nog niet dat referent in Marokko niet in staat zou zijn om te werken of een leven met eiseres op te bouwen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag voor een mvv terecht heeft afgewezen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Vreemdelingenbesluit 2000.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Artikel 3.22, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) in samenhang met artikel 3.74, eerste lid, van het Vb.
4.Artikel 3.75, eerste lid, van het Vb.
5.Artikel 3.24b van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV).