Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.Inleiding: waar gaat deze zaak over?
2.De procedure
- de dagvaarding van 22 maart 2022, met producties 1-30;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende een eis in reconventie, met producties 1-6;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 31 en 32;
- het vonnis van 7 december 2023 waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
- producties 7 en 8 van de zijde van GHZ;
- nog een nadere productie van MIC.
- namens MIC: mevrouw [naam 1] (directeur) en de heer [naam 2] (oud-directeur), bijgestaan door mr. Ossentjuk voornoemd;
- namens GHZ: de heer [naam 3] (ICT manager), mevrouw [naam 4] (programmamanager), de heer [naam 5] (manager inkoop) en mevrouw [naam 6] (bedrijfsjurist), bijgestaan door mr. Schmitt voornoemd en mr. T.R. Schroten.
3.De feiten
- 15 facturen van 10 september 2020 met de nummers 2200267 tot en met 2200281 betreffende naheffing op de licentiekosten over de periode september 2019 tot en met het derde kwartaal van 2020 in verband met de beëindiging van de overeenkomst van 2019 binnen de termijn van drie jaar;
- 1 factuur van 1 december 2020 met nummer 2200338 betreffende extra licenties voor het eerste kwartaal van 2021 (het startpakket + 50 aanvullende licenties op grond van artikel 4.3 van de overeenkomst van 2020);
- 1 factuur van 15 januari 2021 met nummer 2210002 betreffende een toeslag op de licentiekosten van 10% over het vierde kwartaal van 2020 in verband met het gebruik van een verouderde versie (op grond van artikel 5.7 van de overeenkomst van 2020);
- 1 factuur van 22 april 2021 met nummer 2210118 betreffende toeslag op de licentiekosten van 20% over het eerste kwartaal van 2021 in verband met het gebruik van een verouderde versie (op grond van artikel 5.7 van de overeenkomst van 2020).
4.Het geschil
- MIC te veroordelen tot het intrekken (of matigen) van de facturen die betrekking hebben op de werkzaamheden ten aanzien van de implementatie van de raadpleegomgeving, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000 voor elke dag dat zij hiermee in gebreke blijft;
- MIC te veroordelen in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
5.De beoordeling
- de verbintenis van MIC om het softwarepakket NEO ZIS|EPD gedurende een periode van drie jaar aan GHZ ter beschikking te stellen (overeenkomst van 2019);
- de verbintenis van MIC om het softwarepakket NEO ZIS|EPD in stand te houden bij GHZ met de mogelijkheid voor GHZ om over te gaan van het startpakket naar het raadpleegpakket (overeenkomst van 2020);
- de verbintenis van GHZ om de facturen van MIC te betalen (overeenkomsten van 2019 en 2020).
is teruggebracht tot vijf, maar dat een overgang mogelijk is wanneer het aantal gebruikers binnen een kwartaal
niet meer bedraagt dan vijf.Er is niet gebleken van feiten en omstandigheden die maken dat MIC zich daar in redelijkheid niet op kan beroepen. Weliswaar stelt GHZ dat het onredelijk is dat zij moet betalen voor een startpakket en 50 aanvullende licenties terwijl zij daarvan een volledig kwartaal nauwelijks gebruik kan maken voordat zij het gebruik hiervan kan staken, maar zij heeft de overeenkomst van 2020 waarin deze overgangsregeling is opgenomen wel voor akkoord ondertekend en zij is daar dan ook contractueel aan gebonden.
- dagvaarding € 108,31
- griffierecht € 5.737,--