ECLI:NL:RBDHA:2023:8751

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
C/09/639731 / KG ZA 22-1102
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een omgangsregeling met dwangsom in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, vordert de moeder dat de vader de zorgregeling zoals vastgesteld in de beschikking van 31 oktober 2022 nakomt. De ouders zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de zorg van hun twee minderjarige kinderen. De moeder heeft in het verleden de echtelijke woning verlaten en heeft sindsdien een omgangsregeling met de kinderen. De vader heeft echter de zorgregeling niet nageleefd, wat heeft geleid tot deze rechtszaak. De moeder stelt dat de vader de kinderen niet naar haar brengt op de afgesproken zaterdagen, terwijl de vader betoogt dat hij de regeling wel naleeft, maar dat de kinderen soms niet willen komen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vader de zorgregeling moet naleven en legt een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat hij in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000. De rechter benadrukt het belang van contact tussen de kinderen en beide ouders en roept beide partijen op om te werken aan hun communicatie en samenwerking in het belang van de kinderen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/639731 / KG ZA 22-1102
Vonnis in kort geding van 26 januari 2023
in de zaak van
[de moeder]te [plaats 1] ,
eiseres,
advocaat: mr. Ö. Batur te Amsterdam,
tegen:
[de vader]te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat: mr. L. Leenders te Den Haag.
Partijen worden hierna de moeder en de vader genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
  • de brief van 11 januari 2023 met producties van de zijde van de vader;
  • de op 12 januari 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij zijn verschenen:
  • de moeder in persoon, bijgestaan door mr. O. Arslan, kantoorgenoot van haar advocaat, en door [de Tolk] , tolk in de Turkse taal;
  • de vader in persoon, bijgestaan door mr. Leenders voornoemd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2008 te [plaats 2] , en [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2012 te [plaats 2] (hierna: de kinderen). Partijen oefenen samen het gezag over de kinderen uit.
2.2.
De moeder heeft de echtelijke woning in september 2021 verlaten. Zij is toen in een opvanghuis gaan wonen. De kinderen bleven bij de vader wonen en aanvankelijk was er nauwelijks contact tussen de moeder en de kinderen. Sinds juni 2022 verblijft de moeder in een woning waar zij de kinderen kan ontvangen.
2.3.
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 10 mei 2022 heeft de rechtbank bepaald dat de moeder voorlopig gerechtigd is om omgang te hebben met de kinderen om de week op zaterdag van 12:00 uur tot 17:00 uur.
2.4.
Toen de moeder in juni 2022 verhuisde naar een woning waar zij de kinderen kan ontvangen, heeft zij een verzoek tot wijziging van deze voorlopige regeling ingediend. Bij beschikking van 5 juli 2022 is de eerder vastgestelde voorlopige zorgregeling gewijzigd en is bepaald dat de kinderen de ene week van vrijdag uit school tot vrijdag naar school bij de moeder verblijven en de andere week van vrijdag uit school tot vrijdag naar school bij de vader. Tevens zijn partijen verwezen naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan een hulpverleningstraject ouderschapsbemiddeling. Dit traject is nog niet gestart.
2.5.
Vervolgens is bij beschikking van 31 oktober 2022 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Hierbij is – voor zover thans van belang – bepaald dat:
  • de kinderen voorlopig, gedurende een periode van zes maanden of zoveel eerder als de ouderschapsbemiddeling zal starten, en met ingang van heden bij de moeder zullen zijn:
  • iedere zaterdag van 10:00 tot 19:00 uur (na het eten), waarbij de vader de kinderen naar de moeder brengt en de kinderen beneden in het trappenhuis afzet zonder daarbij contact te hebben met de moeder, en de moeder de kinderen ’s avonds bij de vader terugbrengt;
  • over uiterlijk vier maanden, of zoveel eerder als de ouderschapsbemiddeling van start gaat, uitvoering wordt gegeven aan een co-ouderschapsregeling, waarbij de kinderen de ene week van vrijdag uit school tot vrijdag naar school bij de moeder verblijven en de andere week van vrijdag uit school tot vrijdag naar school bij de vader verblijven, waarbij de ouder bij wie de kinderen op dat moment verblijven hen op vrijdagochtend naar school brengt en de andere ouder hen vrijdagmiddag uit school ophaalt;
  • de kinderen de helft van de vakantie- en feestdagen bij de moeder verblijven, voor het eerst in de kerstvakantie van 2022.

3.Het geschil

3.1.
De moeder vordert in deze procedure, zakelijk weergegeven, te bepalen dat de vader de zorgregeling neergelegd in de beschikking van 31 oktober 2022 moet nakomen en te bepalen dat hij een dwangsom van € 250 moet betalen voor iedere dag dat hij hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000.
3.2.
De vader heeft verweer gevoerd.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De moeder stelt dat de vader de zorgregeling niet nakomt en dat de kinderen meerdere malen niet zijn gekomen op de zaterdagen dat zij volgens de vastgestelde regeling bij haar zouden moeten verblijven. Volgens de moeder accepteert de vader de echtscheiding niet en geeft hij de kinderen geen (emotionele) toestemming voor de omgang met hun moeder.
4.2.
De vader stelt dat hij de zorgregeling wel degelijk nakomt en dat hij deze niet verhindert. De kinderen zijn inderdaad een aantal keren niet naar de moeder gegaan, maar dit was volgens hem met een goede en gecommuniceerde reden – de kinderen waren ziek of de vader was ziek – of omdat de moeder zelf aangaf dat de kinderen niet hoefden te komen. De andere keren is de vader met de kinderen naar de woning van de moeder gereden, maar daar wilden zij volgens hem niet uit de auto stappen.
4.3.
De vordering van de moeder zal grotendeels worden toegewezen. De voorzieningenrechter licht dit als volgt toe.
4.4.
Als uitgangspunt geldt dat de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling moet worden nagekomen. Het moet immers in het belang van de kinderen worden geacht dat zij contact hebben met beide ouders. Dit kan echter anders zijn indien nadien feiten zijn voorgevallen die maken dat de zorgregeling niet (meer) in het belang van de kinderen moet worden geacht. Niet gebleken is dat er sprake is van zulke feiten. Weliswaar stelt de vader dat er weerstand bij de kinderen is, maar dat is niet anders dan ten tijde van de echtscheidingsprocedure en dus is het van belang dat er uitvoering wordt gegeven aan de vastgestelde zorgregeling. De vader zegt dat hij de zorgregeling nakomt door met de kinderen naar de woning van de moeder te rijden, maar de voorzieningenrechter vindt dit onvoldoende. Ter zitting is gebleken dat de kinderen in de auto blijven zitten en dat de moeder op hen in moet praten om hen te bewegen uit de auto te stappen en met haar mee te gaan. Het is echter niet aan de moeder om de kinderen over te halen om met haar mee te komen, maar aan de vader om hen te laten weten en te laten voelen dat hij het belangrijk vindt dat zij contact hebben met hun moeder. Door hen niet te laten uitstappen geeft hij hen impliciet de keuze om bij hem te blijven óf met de moeder mee te gaan en daarmee brengt hij de kinderen in een loyaliteitsconflict. De kinderen krijgen op die manier niet de bevestiging van de vader dat zij bij de moeder mogen zijn en daardoor voelen zij zich wellicht niet vrij om uit te stappen.
4.5.
In de echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank expliciet bepaald dat de vader de kinderen moet afzetten beneden in het trappenhuis zonder daarbij contact te hebben met de moeder en de voorzieningenrechter vindt dat de vader dit dan ook moet doen. Door de kinderen af te zetten in het trappenhuis en vervolgens direct terug te lopen naar de auto en weg te rijden zodra de moeder bij hen is, geeft hij de kinderen emotionele toestemming om bij hun moeder te mogen zijn en hoeven de kinderen geen keuze te maken tussen een van beide ouders. Bovendien wordt op die manier ook het contact tussen de ouders, dat op dit moment nog niet goed is, vermeden.
4.6.
Omdat de zorgregeling met de moeder ondanks eerdere beschikkingen van deze rechtbank niet op goede wijze van de grond is gekomen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de vader te veroordelen deze zorgregeling onverkort na te komen en zij zal aan deze veroordeling ook een dwangsom verbinden. De dwangsom zal, gezien de financiële situatie van de vader, worden gematigd tot een bedrag van € 100,-- per dag dat de vader de vastgestelde zorgregeling niet nakomt.
4.7.
Omdat partijen samen de ouders zijn van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2], zal worden bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4.8.
Tot slot overweegt de voorzieningenrechter nog het volgende. Het moet in het belang van de kinderen worden geacht dat partijen zich richten op de toekomst en werken aan hun onderlinge communicatie, verstandhouding en het vertrouwen in elkaar als ouders. Ter zitting is gebleken dat het ouderschapsbemiddelingstraject nog niet van start is gegaan, maar dat er al wel is gepoogd om tot een eerste afspraak te komen. Door verschillende redenen is dit nog niet gelukt. De voorzieningenrechter wil benadrukken dat beide ouders dit traject met beide handen moeten aangrijpen zodat zij onder begeleiding van een professionele hulpverlener kunnen werken aan bovengenoemde punten. Omdat de vader te kennen heeft gegeven dat hij veel moeite heeft met de echtscheiding, adviseert de voorzieningenrechter partijen om dit onderwerp ook bespreekbaar te maken tijdens het ouderschapsbemiddelingstraject en zo nodig – ook voor de kinderen – aanvullende hulpverlening in te schakelen om de echtscheiding te kunnen verwerken.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt de vader om de zorgregeling zoals neergelegd in de beschikking van deze rechtbank van 31 oktober 2022 na te komen, waarbij hij de kinderen – zolang de co-ouderschapsregeling nog niet van start is gegaan – bij de moeder brengt en de kinderen, zonder daarbij contact te hebben met de moeder, beneden in het trappenhuis afzet en daarna direct terugloopt naar de auto en wegrijdt zodra de moeder bij hen is;
5.2.
bepaalt dat de vader een dwangsom van € 100,-- verbeurt voor iedere dag dat hij deze zorgregeling niet nakomt, tot een maximum van € 5.000,--;
5.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.G. de Boer en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2023.
aws