Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam], verzoeker
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
achthonderdzevenendertig euro).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen op de grond dat Zweden verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Tegen dit besluit heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Op 1 juni 2023 heeft de staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken, waarna de verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening ook heeft ingetrokken. Hij heeft echter verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechter heeft overwogen dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat deze ook van toepassing zijn op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Aangezien de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen.
De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 837,--, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.