ECLI:NL:RBDHA:2023:8719
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening tegen uitzetting naar Tunesië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een vreemdeling die op het punt stond te worden uitgezet naar Tunesië. De verzoeker, die stelt de Libische nationaliteit te hebben, heeft bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen uitzetting en verzocht om een voorlopige voorziening om deze uitzetting te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld, gezien de spoedeisendheid van de situatie.
De voorzieningenrechter overweegt dat de voorgenomen uitzetting van verzoeker als een handeling van een bestuursorgaan wordt aangemerkt, waartegen rechtsmiddelen openstaan. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij niet de Tunesische, maar de Libische nationaliteit heeft en dat hij niet zal worden toegelaten tot Tunesië. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat verzoeker in het verleden ook de Tunesische nationaliteit heeft gehad en dat de Tunesische autoriteiten een laissez-passer hebben afgegeven voor zijn uitzetting.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het bezwaar van verzoeker tegen de uitzetting geen redelijke kans van slagen heeft en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.