ECLI:NL:RBDHA:2023:8717
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag onder de Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot detentie in Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Algerijnse nationaliteit, zijn asielaanvraag niet in behandeling genomen zag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris stelde dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar verscheen niet op de zitting. De rechtbank heeft de zaak op 1 juni 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was.
De rechtbank overwoog dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser, aangezien Nederland een verzoek om terugname had gedaan dat door Duitsland was aanvaard. Eiser voerde aan dat hij in Duitsland het risico liep om voor onbepaalde tijd in een aanmeldcentrum te worden vastgehouden, wat hij gelijkstelde aan detentie. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat het verblijf in een aanmeldcentrum gelijk te stellen was aan vreemdelingendetentie, en dat het AIDA rapport niet bevestigde dat asielzoekers het aanmeldcentrum niet konden verlaten.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat er sprake was van een systeemfout in de Duitse asielprocedure en dat de staatssecretaris geen aanleiding had om artikel 17 van de Dublinverordening toe te passen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.