In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 16 mei 2023 was ingediend door de moeder van twee kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De moeder verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling, die op 12 mei 2023 was gegeven, te vervallen en om een nieuwe omgangsregeling vast te stellen. De moeder is belast met het ouderlijk gezag en de kinderen verblijven feitelijk in een gezinshuis. De kinderrechter heeft eerder, op 5 januari 2023, de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend.
Tijdens de zitting op 8 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E.L. de Craen, heeft gesteld dat de schriftelijke aanwijzing niet deugdelijk is gemotiveerd en dat de omgangsmomenten goed verlopen. De gecertificeerde instelling heeft aangegeven achter de schriftelijke aanwijzing te staan, maar ook open te staan voor het verzoek van de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke aanwijzing vervallen verklaard dient te worden en dat er een nieuwe omgangsregeling moet worden vastgesteld.
De kinderrechter heeft besloten dat de moeder, tot de zitting van 4 juli 2023, op woensdag drie uur omgang heeft met [kind 1] en [kind 2], waarvan twee uur begeleid en één uur onbegeleid. Tevens is er een regeling getroffen voor de zomervakantie, waarbij de kinderen op woensdagen bij de moeder verblijven en er evaluatiemomenten plaatsvinden. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om de mogelijkheden voor uitbreiding van de omgang te onderzoeken, rekening houdend met de belangen van de kinderen en de draagkracht van de moeder. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met een schriftelijke uitwerking die op 15 juni 2023 is vastgesteld.