ECLI:NL:RBDHA:2023:8691

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
C/09/647462 / JE RK 23-991
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing en verzoek tot vaststelling omgangsregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 16 mei 2023 was ingediend door de moeder van twee kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De moeder verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling, die op 12 mei 2023 was gegeven, te vervallen en om een nieuwe omgangsregeling vast te stellen. De moeder is belast met het ouderlijk gezag en de kinderen verblijven feitelijk in een gezinshuis. De kinderrechter heeft eerder, op 5 januari 2023, de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend.

Tijdens de zitting op 8 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E.L. de Craen, heeft gesteld dat de schriftelijke aanwijzing niet deugdelijk is gemotiveerd en dat de omgangsmomenten goed verlopen. De gecertificeerde instelling heeft aangegeven achter de schriftelijke aanwijzing te staan, maar ook open te staan voor het verzoek van de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke aanwijzing vervallen verklaard dient te worden en dat er een nieuwe omgangsregeling moet worden vastgesteld.

De kinderrechter heeft besloten dat de moeder, tot de zitting van 4 juli 2023, op woensdag drie uur omgang heeft met [kind 1] en [kind 2], waarvan twee uur begeleid en één uur onbegeleid. Tevens is er een regeling getroffen voor de zomervakantie, waarbij de kinderen op woensdagen bij de moeder verblijven en er evaluatiemomenten plaatsvinden. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om de mogelijkheden voor uitbreiding van de omgang te onderzoeken, rekening houdend met de belangen van de kinderen en de draagkracht van de moeder. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met een schriftelijke uitwerking die op 15 juni 2023 is vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/647462 / JE RK 23-991
Datum uitspraak: 8 juni 2023

Beschikking van de kinderrechter

Verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing en verzoek tot vaststelling omgangsregeling

in de zaak naar aanleiding van het op 16 mei 2023 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoekster] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats 1]
advocaat: mr. E.L. de Craen te Den Haag,
betreffende:
- [kind 1]geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [kind 1] .
- [kind 2]geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [kind 2] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen van 16 mei 2023 van de advocaat van de moeder.
Op 8 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [jeugdbeschermer1] en [jeugdbeschermer 2] namens de gecertificeerde instelling.

Feiten

  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
  • [kind 1] en [kind 2] verblijven feitelijk in een gezinshuis.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 januari 2023 de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] verlengd van 13 januari 2023 tot 13 januari 2024, alsmede machtiging verlengd [kind 1] en [kind 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening, van 13 januari 2023 tot 13 juli 2023, met aanhouding van het overige deel van het verzoek.
  • De gecertificeerde instelling heeft de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven op 12 mei 2023, ertoe strekkende dat de gecertificeerde instelling een omgangsregeling heeft vastgesteld, waarbij de moeder wekelijks twee uur begeleide omgang heeft met de kinderen in [plaats 2] .

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt er toe de schriftelijke aanwijzing geheel vervallen te verklaren en de volgende omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen vast te stellen:
  • De moeder en [kind 1] en [kind 2] hebben wekelijks op woensdag omgang uit school tot en met 20:00 uur waarbij de moeder de kinderen op bed legt in het gezinshuis;
  • De moeder en [kind 3] , [kind 4] , [kind 1] en [kind 2] hebben wekelijks omgang op vrijdag bij de moeder thuis; de moeder haalt [kind 3] en [kind 4] uit school en [kind 1] en [kind 2] worden bij de moeder thuis gebracht; alle kinderen blijven bij de moeder thuis slapen en worden op zaterdagochtend om 10:00 door de gezinshuisouders/pleegouders opgehaald;
  • Althans een zodanige omgangsregeling uw rechtbank juist en redelijk acht;
  • De moeder wil de evaluatiemomenten aanhouden die in de vorige omgangsregeling waren vastgesteld, zodat bekeken kan worden of de omgangsregeling nog verder uitgebreid kan worden.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag.
Er is door en namens de moeder gesteld dat de schriftelijke aanwijzing niet deugdelijk is gemotiveerd, en dat deze daarom vervallen verklaard moet worden. Volgens de moeder gaan de omgangsmomenten goed en zijn er door de omgangsbegeleider geen zorgen gesignaleerd. De moeder stelt dat de omgangsbegeleider bij haar heeft aangegeven niet te weten waarom zij bij de omgangsmomenten moet zijn, aangezien deze momenten zo goed gaan. De zorgen die de gecertificeerde instelling naar voren heeft gebracht, kunnen volgens de moeder niet leiden tot de conclusie dat de vastgestelde omgangsregeling in het belang van de kinderen is. De moeder meent ook dat in de schriftelijke aanwijzing onvoldoende een belangenafweging is opgenomen en dat onvoldoende rekening wordt gehouden met de belangen van de moeder en haar vier kinderen. [kind 3] , [kind 4] , [kind 1] en [kind 2] zien elkaar door de omgangsregeling weinig en er is onvoldoende gemotiveerd waarom er geen omgangsregeling tussen alle kinderen kan worden vastgesteld. De kinderen hebben zelf ook aangegeven dat ze meer bij hun moeder willen zijn. [kind 3] en [kind 4] slapen al sinds februari in het weekend bij de moeder, wat goed gaat. In de beschikking van 5 januari 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank het noodzakelijk geacht dat er goed gekeken moest worden naar de mogelijkheden tot uitbreiding van de bezoeken. Hoewel er sindsdien wel sprake is geweest van een uitbreiding, is deze sinds maart gestagneerd. Er moet dus een verdere uitbreiding van de omgang komen om gehoor te geven aan de opdracht van de kinderrechter en om de terugplaatsing van de kinderen bij de moeder een reële kans te geven.
De gecertificeerde instelling heeft gesteld achter de schriftelijke aanwijzing te staan, maar zich te kunnen vinden in het verzoek van de moeder. Het verzoek van de moeder gaat op praktisch niveau veel vragen van alle betrokken partijen, en is om die reden naar waarschijnlijkheid niet in zijn totaliteit haalbaar. In de zomervakantie van 2023 zal er wel meer ruimte zijn om de omgang van de kinderen bij de moeder te laten plaatsvinden en om [kind 3] , [kind 4] , [kind 1] en [kind 2] elkaar meer te laten zien, omdat er dan geen rekening hoeft te worden gehouden met de schoolgang van alle vier de kinderen. De gecertificeerde instelling stelt ook dat de langere bezoeken en het reizen tussen het gezinshuis en de moeder veel energie van de kinderen vergt, en dat de kinderen nog erg moeten omschakelen rondom de bezoeken. De gecertificeerde instelling stelt verder dat de bezoeken nu nog begeleid zijn, zodat de moeder en de kinderen geobserveerd kunnen worden en om te kijken of er verbetering is van de situatie of dat er nog aandachtspunten zijn.

Beoordeling

*Nu het verzoek binnen twee weken na toezending of uitreiking van genoemde beslissing aan de verzoek*ster ter griffie van deze rechtbank is ingediend, is verzoek*ster ontvankelijk in zijn*haar verzoek.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek en dat de schriftelijke aanwijzing vervallen verklaard dient te worden, en dat een nieuwe omgangsregeling vastgesteld dient te worden.
De kinderrechter wil ten eerste benadrukken dat het zeer positief is hoe de gecertificeerde instelling de aanwijzing van de kinderrechter van 5 januari 2023 heeft opgepakt en wat zij tot nu toe hebben bereikt met het uitbreiden van de omgang tussen de moeder en de kinderen. De kinderrechter stelt echter ook vast dat deze uitbreiding in maart is gestagneerd, en dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat verdere uitbreiding nu weer opgepakt wordt. De moeder moet een reële kans krijgen om te laten zien dat een terugplaatsing van de kinderen mogelijk is. De kinderrechter heeft begrepen dat een verzoek tot verlenging van het op 5 januari 2023 aangehouden deel van het verzoek tot een machtiging tot uithuisplaatsing, op de zitting van 4 juli 2023 zal worden behandeld. Met het oog op deze zitting zal in de komende periode moeten worden toegewerkt naar meer duidelijkheid over de mogelijkheden tot uitbreiding van de omgangsregeling. Daarbij merkt de kinderrechter op dat de schriftelijke aanwijzing alleen ziet op de achtjarige [kind 1] en de vijfjarige [kind 2] , terwijl de moeder graag ook meer omgang zou zien tussen haarzelf en de jongste twee kinderen enerzijds en de twaalfjarige [kind 3] en de elfjarige [kind 4] anderzijds. De jongste twee verblijven in een gezinshuis, de oudste twee verblijven in een pleeggezin.
De kinderrechter overweegt dat ter zitting duidelijk is geworden dat alle partijen open staan voor een verdere uitbreiding van de omgang, waarbij ook een deel onbegeleid zou kunnen plaatsvinden, maar dat het onder andere door praktische bezwaren niet mogelijk is om nu de door de moeder verzochte omgangsregeling vast te stellen. Er moet immers rekening gehouden worden met de belastbaarheid van de kinderen en van de gezinshuisouders, de schoolgang van de kinderen, de evaluatiemomenten, en omgangsregeling en belastbaarheid van de pleegouders van [kind 3] en [kind 4] . De kinderrechter merkt daarbij nadrukkelijk op dat mogelijkheden voor uitbreiding van de omgang óók samenhangen met de draagkracht van de moeder en haar vermogen om verdere stappen te zetten in de opvoeding en zorg voor haar vier kinderen.
De kinderrechter stelt vast dat uitbreiding van de omgangsregeling met [kind 1] en [kind 2] (nu twee uur begeleid door ’ [A] op de woensdagen mogelijk is, en dat deze uitbreiding ook onbegeleid zal kunnen plaatsvinden. De kinderrechter vindt het daarom passend om, in ieder geval tot de zitting van 4 juli 2023, de omgang van de moeder met de kinderen op woensdag uit te breiden naar een bezoek van drie uur in [plaats 2] , waarbij er 2 uur begeleide omgang zal plaatsvinden en één uur onbegeleide omgang. Op deze manier kan de moeder laten zien of zij de draagkracht heeft om de kinderen onbegeleid te zien, maar kan zij ook worden geobserveerd in haar interactie met de kinderen en kan daarover een terugkoppeling aan haar worden gegeven.
Met betrekking tot de omgangsmomenten waarbij [kind 3] , [kind 4] , [kind 1] en [kind 2] alle vier aanwezig zijn, stelt de kinderrechter vast dat de gecertificeerde instelling en de moeder hiervoor mogelijkheden zien in de zomervakantie van 2023. Hierbij overweegt de kinderrechter dat [kind 3] en [kind 4] al geruime tijd een nacht bij de moeder logeren, en dat dit volgens alle betrokkenen ook goed lijkt te gaan. De kinderrechter ziet daarom reden om de moeder ook dit vertrouwen te geven met [kind 1] en [kind 2] . De kinderrechter vindt het passend om voor de zomervakantie een omgangsregeling vast te stellen waarbij [kind 1] en [kind 2] op woensdag begeleide omgang van [A] hebben bij de moeder thuis, onbegeleid bij de moeder blijven slapen tot donderdag, er op donderdagochtend een evaluatiemoment is, waarna [kind 3] en [kind 4] op een nader vast te stellen tijdstip ook naar het huis van de moeder komen, en [kind 3] , [kind 4] , [kind 1] en [kind 2] en de moeder een deel van de dag samen onbegeleid kunnen doorbrengen. [kind 1] en [kind 2] worden dan op donderdag op een nader vast te stellen tijdstip opgehaald door de gezinshuisouders en [kind 3] en [kind 4] verblijven op grond van de voor hen vastgestelde omgangsregeling die nacht bij de moeder. Op deze manier kan de moeder laten zien dat zij de draagkracht en het vermogen heeft om voor alle vier de kinderen te zorgen en kunnen [kind 3] , [kind 4] , [kind 1] en [kind 2] stapsgewijs wennen aan een situatie waarbij zij allemaal tegelijkertijd bij de moeder verblijven.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verklaart genoemde schriftelijke aanwijzing van 12 mei 2023 vervallen en bepaalt dat:
- de moeder, in ieder geval tot 4 juli 2023, op woensdag 3 uur omgang heeft met [kind 1] en [kind 2] in [plaats 2] , waarvan 2 uur begeleid en 1 uur onbegeleid;
- [kind 1] en [kind 2] in de zomervakantie van 2023 op woensdagen op een nader vast te stellen tijdstip en manier naar de moeder gaan, waarbij zij gedurende een nader vast te stellen duur begeleide omgang met de moeder hebben en vervolgens onbegeleid bij de moeder blijven slapen. Op donderdagochtend komt op een nader vast te stellen tijdstip een jeugdbeschermer langs voor een terugkoppeling en een evaluatie. Op donderdagen worden [kind 3] en [kind 4] op een nader vast te stellen tijdstip bij de moeder gebracht en hebben [kind 3] , [kind 4] , [kind 1] en [kind 2] en de moeder onbegeleide omgang gedurende een deel van de dag. [kind 1] en [kind 4] worden vervolgens op een nader vast te stellen tijdstip opgehaald door de gezinshuisouders en [kind 3] en [kind 4] verblijven bij de moeder, zoals is opgenomen in de voor hun vastgestelde omgangsregeling;
- de evaluatiemomenten zoals deze waren opgenomen in de door de gecertificeerde instelling vastgestelde omgangsregeling blijven behouden;
verklaart deze beslissing tot uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2023 door mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. van Leeuwen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 juni 2023.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.