6.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de strafoplegging in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De rechtbank overweegt ten eerste dat de verdachte zich tweemaal schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige geweldsfeiten, namelijk een poging tot doodslag en een poging afpersing in vereniging. De verdachte heeft [slachtoffer 1] op grove wijze pijn, angst en letsel bezorgd. Uit de op zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat [slachtoffer 1] nog steeds fysiek en mentaal kampt met de gevolgen van het handelen van de verdachte.
De slachtoffers bij de poging tot afpersing heeft de verdachte ook angst bezorgd. Door op deze manier te handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De algemene ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke geweldsfeiten bovendien ook nog lange tijd psychische gevolgen daarvan ondervinden. Tot slot worden door dergelijke feiten in de maatschappij gevoelens van angst en onveiligheid aangewakkerd. In de zaak met [slachtoffer 1] geldt dat in het bijzonder voor de omwonenden die zich ineens geconfronteerd zagen met een zwaar gewond slachtoffer, voor hun eigen deur.
Wat betreft het mes dat de verdachte bij de poging tot doodslag van [slachtoffer 1] gebruikte merkt de rechtbank het volgende op. Uit berichten in de media blijkt dat steeds meer jongeren (grote) messen bij zich dragen. Dit komt deels voort uit eerdere geweldsincidenten, waardoor sommige jongeren zich niet meer veilig voelen en een mes meenemen om zich te kunnen verdedigen, met alle gevolgen van dien. De rechtbank maakt zich grote zorgen over dit messenbezit onder jongeren en de daarmee samenhangende toename van steekpartijen onder jongeren. Ook in de strafzaak van de verdachte blijkt dat jongeren op straat messen bij zich dragen en het gebruik van deze wapens niet schuwen op het moment dat er – in hun beleving – een ruzie met leeftijdsgenoten moet worden uitgevochten. Dit zorgt voor veel onrust in de maatschappij. Het voorhanden hebben van een mes vergroot het risico op daadwerkelijk gebruik daarvan aanzienlijk, en dit leidt tot steeds meer steekincidenten met vaak een zeer ernstige afloop. De rechtbank vindt dit een uiterst zorgelijke ontwikkeling en een groot maatschappelijk probleem.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 13 april 2023. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte in een proeftijd liep bij het plegen van de poging tot doodslag. Bovendien is dit feit kort na deze veroordeling gepleegd.
Pro Justitia rapport
De rechtbank heeft kennisgenomen van het aanvullende rapport van 16 mei 2023, gezamenlijk opgesteld door [naam 5] , GZ-psycholoog en [naam 6] , Kinder- en jeugdpsychiater. Uit het rapport blijkt dat door de beperkingen van het onderzoek (beperkte toestemming voor verstrekken van informatie van referenten en de bewuste procespositie van de verdachte) de persoonlijkheidsontwikkeling en de dynamiek van de verdachte niet volledig in beeld gebracht kunnen worden. Op basis van het onderzoek kan wel worden vastgesteld dat de verdachte een norm-overschrijdende gedragsstoornis met beperkte prosociale emoties heeft. Daarnaast is geconstateerd dat bij de verdachte sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische trekken. De norm-overschrijdende gedragsstoornis en bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling bestaan al langer en waren ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Het is evenwel onduidelijk of dit de verdachte heeft beperkt in zijn keuzevrijheid bij de ten laste gelegde feiten. Het is echter onwaarschijnlijk dat de beperking in empathie, het mentaliserend vermogen en de morele achterstand geen enkele rol hebben gespeeld bij het tot stand komen van het ten laste gelegde. Er wordt ingeschat dat het recidiverisico van de verdachte op toekomstig gewelddadig gedrag matig tot hoog is. Behandeling van de gedragsproblematiek is noodzakelijk om de antisociale ontwikkeling te keren en een zo gunstig mogelijke ontwikkeling te stimuleren. Ook is behandeling noodzakelijk om het risico op toekomstig gewelddadig dan wel ander antisociaal gedrag te verminderen. Hoewel er aanknopingspunten zijn om de behandeling in een residentieel kader te laten plaatsvinden, wordt gezien dat een ambulant traject haalbaar en voldoende veilig zou moeten zijn. Er wordt ingeschat dat met een strak kader het recidiverisico voldoende beheersbaar wordt.
Dit kader zal moeten bestaan uit intensieve begeleiding en toezicht door de jeugdreclassering, elektronisch toezicht en een goede dagbesteding. Van belang daarbij is dat er direct consequenties worden verbonden aan het niet nakomen van afspraken, zodat de verdachte leert dat hij zich aan de voorwaarden moet houden en zich zal moeten inzetten. Met een strak kader kan gewerkt worden aan de intrinsieke motivatie van de verdachte. Behandeling van de verdachte moet binnen het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel plaatsvinden.
Raad voor de Kinderbescherming
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van een rapport over de verdachte van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 mei 2023. In het rapport van de Raad voor de kinderbescherming wordt aansluiting gezocht bij de bevindingen in de Pro Justitia rapportage. Er wordt geconcludeerd dat het recidiverisico van verdachte hoog is. Hulp gericht op gedragsverandering heeft tot op heden nog niet geleid tot een positieve gedragsverandering en een verlaging van het recidiverisico. De verdachte is gebaat bij hulp in een strak kader en in samenhang met het hoge recidiverisico wordt geadviseerd om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Er wordt geadviseerd om daarbij aan de verdachte een meldplicht op te leggen, contactverbod met de medeverdachten en met de slachtoffers, behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling, onderwijs volgen tot het behalen van een startkwalificatie, dagbesteding in de vorm van werk, sport en/of hobby, elektronisch toezicht, meewerken met een coach van E25 en houden aan een avondklok. Toezicht op de voorwaarden moet gehouden worden door Jeugdbescherming west Den Haag. De voorwaarden moeten daarbij wel dadelijk uitvoerbaar verklaard worden.
Ter terechtzitting heeft de deskundige, [naam 6] , aanvullend geadviseerd om een jeugddetentie op te leggen gelijk aan het voorarrest van de verdachte. Daarnaast is naar voren gebracht dat behandeling van de verdachte voorop staat. De voorwaarden kunnen vrij snel worden gerealiseerd, waaronder de aansluiting van de enkelband op 16 juni 2023 en de dagbesteding vanaf 19 juni 2023. Tot slot heeft de deskundige naar voren gebracht dat het contactverbod ziet op de slachtoffers en medeverdachten in alle drie de dagvaardingen.
Jeugdreclassering Stichting Jeugdbescherming west
De deskundige, [naam 7] , heeft ter terechtzitting verklaard achter de voornoemde adviezen in de Pro Justitia rapportage te staan. Er is dagbesteding geregeld bij 070Watt in afwachting van de aanmelding bij School2Care. Daarnaast is er een coach geregeld en kan behandeling thuis plaatsvinden.
Toerekeningsvatbaarheid
Uit het rapport van de psycholoog en psychiater is gebleken dat de norm-overschrijdende gedragsstoornis en bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten aanwezig waren. De rechtbank overweegt dat dit wellicht doorwerking heeft gehad bij het handelen van de verdachte ten tijde van de strafbare feiten. De enkele vaststelling hiervan is echter onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de verdachte bij de bewezenverklaarde strafbare feiten in zijn keuzes als gevolg daarvan werd beperkt. De rechtbank acht de verdachte daarom volledig toerekeningsvatbaar.
De op te leggen straf en maatregel
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigt. Bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan heeft de rechtbank in het bijzonder de ernst van de feiten, straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en het strafblad van de verdachte, zoals hierboven overwogen, laten meewegen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de datum waarop de enkelband kan worden aangesloten.
De rechtbank overweegt daarnaast dat de deskundigen hebben geadviseerd om aan de verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de deskundigen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en inzichtelijk zijn verwoord. De rechtbank legt deze dan ook ten grondslag aan de hiernavolgende overwegingen over een op te leggen PIJ-maatregel.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van de PIJ-maatregel, namelijk dat de gepleegde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts bestond tijdens het begaan van die feiten een gebrekkige ontwikkeling bij de verdachte en een ziekelijke stoornis. De rechtbank is verder van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Dat de maatregel dit belang dient is door de deskundigen uitgebreid toegelicht.
Uit de hiervoor genoemde rapportages en verklaringen van de deskundigen op de terechtzitting blijkt dat behandeling noodzakelijk is. Deze behandeling moet volgens de deskundigen plaatsvinden in het strakke kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Een ambulant traject wordt vooralsnog als voldoende veilig en haalbaar ingeschat.
De rechtbank zal gelet op dit alles aan de verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen. Hierbij geldt dat de verdachte zich gedurende de proeftijd van twee jaar aan de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde voorwaarden moet houden, zoals hiervoor genoemd.
De rechtbank overweegt voorts dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van meerdere misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat in het geval van tenuitvoerlegging verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal tevens bevelen dat de aan de PIJ-maatregel verbonden voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Wat de rechtbank betreft, moet er namelijk ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dat kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid uit de aard, het aantal en de ernst van de geweldsfeiten die de verdachte heeft gepleegd (nota bene in een proeftijd). Ook leidt de rechtbank dit af uit het door de psycholoog en de psychiater en de Raad voor de Kinderbescherming vastgestelde recidiverisico (matig tot hoog) en de in dat verband geschetste noodzaak tot het starten van een intensieve behandeling.