ECLI:NL:RBDHA:2023:8676
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake de aanvraag tot verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die zich richtte tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder had niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft vervolgens een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze prematuur was. Dit was het gevolg van een wijziging in de wetgeving, waarbij de beslistermijnen voor asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken, met negen maanden zijn verlengd. Hierdoor was de termijn voor het beslissen op de aanvraag van eiser nog niet verstreken op het moment dat hij de ingebrekestelling indiende.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet had voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 12 mei 2023.