ECLI:NL:RBDHA:2023:8670

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
C/09/647570 / FA RK 23-3469
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om toestemming voor vakantie naar Pakistan met minderjarige

Op 15 juni 2023 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de gezamenlijke uitoefening van het gezag over een minderjarige. De moeder verzocht om toestemming om met haar minderjarige kind naar Pakistan op vakantie te gaan, waarbij zij stelde dat dit in het belang van het kind zou zijn. De vader verzette zich tegen dit verzoek en voerde aan dat er eerst gewerkt moest worden aan herstel van het contact tussen hem en het kind, onder begeleiding van een gezinscoach. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een complexe scheidingssituatie, waarin huiselijk geweld heeft plaatsgevonden en dat er veel spanningen en wantrouwen tussen de ouders bestaan. De rechtbank oordeelde dat het herstel van contact tussen de minderjarige en de vader belangrijker is dan de vakantie naar Pakistan. Bovendien was de noodzaak voor de moeder om naar Pakistan te reizen voor het ophalen van scheidingspapieren niet voldoende onderbouwd. De rechtbank weegt ook mee dat Pakistan niet is aangesloten bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag, wat de risico's voor de vader vergroot. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek van de moeder afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-3469
Zaaknummer: C/09/647570
Datum beschikking: 15 juni 2023

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 17 mei 2023 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.I. Robert te Utrecht.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.F. Braun te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift.
Op 1 juni 2023 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door mr. C.A.Th. Philipsen (kantoorgenoot van mr. E.I. Robert);
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest van [datum] 2017 tot [datum] 2022.
- Zij zijn de ouders van de nu nog minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
- De vader heeft de Pakistaanse en de Nederlandse nationaliteit en de moeder heeft de Pakistaanse nationaliteit.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 16 december 2022 is – voor zover hier van belang – bepaald dat [minderjarige] de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder en is een zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] vastgesteld, waarbij [minderjarige] op maandag, woensdag en vrijdag uit school tot 19.00 uur bij de vader zal zijn en [minderjarige] op zondag van 14.00 uur tot 18.00 uur bij de ouders van de vader is.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt haar toestemming te verlenen, welke toestemming die van de vader vervangt, om met [minderjarige] van [datum] 2023 tot en met [datum] 2023 met vakantie te gaan naar Pakistan, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Aangezien de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek van de moeder.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen, ingeval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, geschillen hierover op verzoek van de ouders, of één van hen, aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Inhoudelijke beoordeling
De moeder stelt zich op het standpunt dat het voor haar noodzakelijk is om naar Pakistan te gaan om de originele echtscheidingspapieren te verkrijgen, zodat zij de echtscheiding in Nederland formeel kan inschrijven. Zij wil ook met [minderjarige] met vakantie gaan naar Pakistan om daar haar familie te bezoeken. Het is volgens haar in het belang van [minderjarige] dat hij met enige regelmaat zijn familie in Pakistan kan bezoeken.
De vader heeft aangevoerd dat hij niet wil dat [minderjarige] met de moeder naar Pakistan gaat, omdat eerst gewerkt moet worden aan contactherstel tussen hem en [minderjarige] onder begeleiding van de gezinscoach van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Het lukt partijen namelijk niet om in onderling overleg uitvoering te geven aan de vastgestelde zorgregeling. Daarnaast vreest de vader dat de moeder niet meer naar Nederland zal terugkeren en [minderjarige] daar achterlaat. Ook vreest hij voor de veiligheid van [minderjarige] in Pakistan . Hij is bang dat de familie van de moeder [minderjarige] iets aan zullen doen als zij horen dat [minderjarige] een buitenechtelijk kind is.
De rechtbank heeft ter terechtzitting een vergelijk tussen partijen beproefd.
De rechtbank stelt vast dat partijen in een complexe scheidingssituatie bevinden waarin huiselijk geweld heeft plaatsgevonden. Er is sprake van veel ruzie, discussie en onenigheden tussen de ouders ook waar Hudhayfa bij aanwezig is. [minderjarige] is een kwetsbaar kind over wiens ontwikkeling veel zorgen zijn. Tussen de ouders blijven spanningen bestaan en er is over en weer veel wantrouwen. Bij het gezin is een gezinscoach betrokken en inmiddels is door de JeugdBeschermingsTafel besloten dat er een raadsonderzoek zal starten naar de noodzaak tot het treffen van een kinderbeschermingsmaatregel.
De rechtbank Den Haag heeft op 9 december 2022 bepaald dat het huurrecht van de woning aan de moeder toekomt en daarnaast een zorgregeling vast gesteld waarbij [minderjarige] op maandag, woensdag en vrijdag uit schoot tot 19:00 uur bij de vader is en op zondagen tussen 14:00 en 18:00 uur bij de grootouders vaderzijde.
Tot 3 februari 2023 hebben partijen gezamenlijk met [minderjarige] samengewoond omdat de vader nog geen eigen woning had. De moeder heeft aangifte tegen de vader gedaan van huiselijk geweld waarvoor de vader op 28 april 2023 door de politierechter tot een taakstraf is veroordeeld. Sinds zijn aanhouding begin februari 2023 heeft de vader [minderjarige] niet meer gezien. De gezinscoach van het CJG is bezig om partijen te helpen bij het herstel van het contact tussen de vader (de grootouders) en [minderjarige] .
Uit dit alles volgt dat [minderjarige] veel heeft meegemaakt. Niet alleen is hij getuige geweest van de ruzies en het huiselijk geweld tussen de ouders. Ook het contact tussen hem en de vader en met zijn grootouders vaderszijde bij wie hij wekelijks was, is in februari jl abrupt afgebroken. De rechtbank is van oordeel dat het herstel van contact tussen [minderjarige] en de vader (en mogelijk de grootouders) meer in zijn belang is dan een vakantie met de moeder naar Pakistan. De omstandigheid dat de moeder zelf naar Pakistan moet afreizen om de scheidingspapieren op te halen is niet feitelijk onderbouwd. Evenmin is voldoende onderbouwd dat zij dat persé op dit moment moet doen.
De rechtbank weegt tot slot mee dat Pakistan niet is aangesloten bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980. Zou de moeder [minderjarige] in Pakistan achterhouden dan is er voor de vader geen snelle teruggeleidingsprocedure mogelijk.
Al het voorgaande in samenhang met elkaar bezien maakt dat de rechtbank geen vervangende toestemming zal verlenen aan de moeder om met [minderjarige] naar Pakistan te reizen.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder dan ook afwijzen.

Beslissing

De rechtbank :
wijst het verzoek van de moeder af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Wal-de Zoeten als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juni 2023.