In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 25 mei 2023, wordt het beroep van eisers behandeld die zich richten tegen het niet-tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun asielaanvragen. De eisers, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, hebben in oktober 2022 een inwilligend besluit ontvangen, maar willen nu dat de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vaststelt en verweerder in de proceskosten veroordeelt. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen geen verzoek daartoe hebben ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels op de aanvragen heeft beslist, waardoor het oorspronkelijke beroep zijn doel heeft verloren. De rechtbank verwijst naar de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, die bepaalt dat er geen bestuurlijke dwangsom verschuldigd is voor asielaanvragen voor bepaalde tijd. De rechtbank concludeert dat het beroep tegen het inwilligend besluit ongegrond is, maar ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eisers, omdat het bestreden besluit te laat is genomen. De proceskosten worden vastgesteld op € 418,50, waarbij de rechtbank rekening houdt met de wegingsfactor voor de aard van de zaak. De rechtbank beschouwt de zaken als samenhangend, waardoor de hoogte van de vergoeding beperkt blijft tot het bedrag dat in één zaak zou worden toegekend.