ECLI:NL:RBDHA:2023:8647

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
NL23.14988
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2023 uitspraak gedaan over een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan de eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel van bewaring was opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 24 mei 2023 door de verweerder was opgeheven, nadat verweerder op de hoogte was gesteld van een openstaande gevangenisstraf van 150 dagen van eiser.

Tijdens de zitting op 31 mei 2023 in Breda hebben de partijen zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan. In de overwegingen van de rechtbank werd vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet waren betwist en dat deze gronden feitelijk juist waren. Eiser voerde aan dat verweerder eerder had moeten onderkennen dat hij nog een gevangenisstraf moest uitzitten, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende voortvarend had gehandeld door de bewaring op te heffen zodra hij op de hoogte was van de openstaande straf.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd vastgesteld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14988
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 19 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 24 mei 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 31 mei 2023 op zitting behandeld in Breda. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt vast dat de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd niet zijn betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht in de maatregel van bewaring. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen.
2. Eiser voert aan dat verweerder eerder had moeten onderkennen dat eiser nog een gevangenisstraf van 150 dagen uit moest zitten. Hierdoor heeft de vreemdelingrechtelijke bewaring van eiser langer geduurd dan noodzakelijk. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij zo spoedig mogelijk heeft gehandeld door, nadat hij van de openstaande gevangenisstraf van eiser op de hoogte was gesteld, de bewaring alsnog op te heffen.
3. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt. Op grond van het beleid van verweerder zoals neergelegd in paragraaf A5/6.13 van de Vreemdelingencirculaire 2000 wordt, als tijdens de bewaring bekend wordt dat een strafrechtelijk vonnis of arrest nog niet ten uitvoer is gelegd, voor zover de tenuitvoerlegging is toegelaten, het vonnis of arrest zo snel mogelijk ten uitvoer gelegd. In verband hiermee moet (in dit geval) de Dienst Terugkeer en Vertrek zodra hij op de hoogte is van een strafrechtelijk vonnis, contact opnemen met het CJIB over de executie van het vonnis.
4. In het dossier bevindt zich een brief van 23 mei 2023 van het CJIB [1] aan detentiecentrum Rotterdam waarin mededeling wordt gedaan van een openstaande gevangenisstraf van eiser van 150 dagen. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder daarvan eerder dan 23 mei 2023 op de hoogte was, dan wel had moeten zijn. Nadat verweerder op 23 mei 2023 op de hoogte was gesteld, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank voldoende voortvarend en in overeenstemming met zijn beleid gehandeld door de bewaring met ingang 24 mei 2023 op te heffen.
5. Nu ook ambtshalve niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, is het beroep daartegen ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2023 door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en het proces-verbaal ervan is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Centraal Justitieel Incassobureau.