ECLI:NL:RBDHA:2023:8645

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
SGR 22_3138 en 22_3141
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete en waarschuwing preventieve stillegging van werk in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2023, betreft het een geschil tussen een werkgever, aangeduid als [eiseres] B.V., en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De zaak draait om de oplegging van een bestuurlijke boete van €288.000,- en een waarschuwing voor preventieve stillegging van werk, opgelegd aan eiseres wegens overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De rechtbank behandelt twee zaken, genummerd SGR 22/3138 en SGR 22/3141, waarin eiseres in beroep gaat tegen de besluiten van de minister. Eiseres stelt dat zij niet kan worden aangemerkt als werkgever in de zin van de Wav, omdat zij enkel afnemer van transportdiensten is en geen gezagsverhouding heeft met de chauffeurs die voor haar werken. De rechtbank oordeelt dat eiseres wel degelijk als werkgever kan worden aangemerkt, gezien de frequentie van de afname van transportdiensten en de feitelijke bemoeienis met de uitvoering van de werkzaamheden. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit I en stelt de boete vast op €216.000,-, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de overtredingen en de mate van verwijtbaarheid. De waarschuwing voor preventieve stillegging van werk blijft in stand, omdat de rechtbank oordeelt dat er sprake is van een ernstige overtreding waarbij meer dan 20 werkenden betrokken zijn. Eiseres krijgt een vergoeding van het griffierecht en proceskosten, maar het beroep tegen de waarschuwing wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 22/3138 en 22/3141

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 juni 2023 in de zaken tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] [1] , eiseres
(gemachtigde: mr. E.C. van der Maden),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. van Gerven-Schippers).

Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2021 (primair besluit I) heeft verweerder aan eiseres een boete opgelegd. Bij besluit van dezelfde datum (primair besluit II) heeft verweerder eiseres een waarschuwing gegeven.
Bij besluit van 21 september 2021 (bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de boete ongegrond verklaard. Bij besluit van dezelfde datum heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de waarschuwing ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen bestreden besluit I (SGR 22/3138) en tegen bestreden besluit II (SGR 22/3141).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het verzoek van eiseres om behandeling met gesloten deuren afgewezen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2023.
Namens eiseres waren [naam 1] en [naam 2] aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde van eiseres en mr. [naam 3] Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaan deze zaken over?
1. Eiseres maakt voor sommige transportwerkzaamheden gebruik van andere transportondernemers, zogenaamde charters. Eén van deze charters was [bedrijfsnaam] ( [bedrijfsnaam] ). Op 2 juli 2019 is door de Arbeidsinspectie een onderzoek ingesteld naar de naleving van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) door [bedrijfsnaam] . De Arbeidsinspectie heeft tijdens een inspectie in het kader van dit onderzoek geconstateerd dat 22 chauffeurs met de Turkse nationaliteit zonder tewerkstellingsvergunning werkzaamheden hebben verricht voor eiseres. Daarnaast heeft eiseres volgens verweerder ten aanzien van 14 arbeidskrachten niet aan de vordering op grond van artikel 15a van de Wav voldaan. Verweerder heeft daarom aan eiseres een boete opgelegd van € 288.000,- vanwege overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav (22 keer) en artikel 15a van de Wav (14 keer). Ook heeft verweerder aan eiseres een waarschuwing preventieve stillegging van werk opgelegd. Eiseres is het hier niet mee eens.
Wat zijn de regels?
2. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres voert aan dat zij niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken van verweerder heeft ontvangen. Daarnaast voert zij aan dat verweerder de boete ten onrechte heeft opgelegd en de inspectiegegevens ten onrechte openbaar heeft gemaakt, omdat er geen sprake is van overtredingen. Zij kan niet worden aangemerkt als werkgever in de zin van de Wav, nu zij alleen afnemer van (transport)diensten is en er geen gezagsverhouding bestaat tussen haar en de chauffeurs. Zij heeft bovendien geen zicht op alle werkzaamheden die de chauffeurs verrichten. Ook heeft verweerder van tien personen niet bewezen dat zij werkzaamheden voor haar hebben verricht. Verweerder erkent dat dit niet op basis van de rittenadministratie kan worden vastgesteld. Er is aanvullend bewijs nodig en verweerder kan deze bewijslast niet op haar afschuiven. De boete moet op nihil gesteld worden of in ieder geval aanzienlijk gematigd worden. Het opleggen van de maximale boete, zeker in combinatie met het opleggen van een waarschuwing preventieve stillegging van werk, is in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Er is sprake van geen of verminderde verwijtbaarheid. De betrokken chauffeurs zijn zonder haar medeweten en in strijd met de gemaakte afspraken ingeschakeld door [bedrijfsnaam] . Verweerder kan niet van haar verwachten dat zij voor aanvang van de werkzaamheden de identiteit van de arbeidskracht vaststelt en controleert of de arbeidskracht in Nederland arbeid mag verrichten en of een tewerkstellingsvergunning is vereist en daarnaast steekproefsgewijs controleert of aan de voorwaarden van de Wav wordt voldaan. Verweerder moet laten meewegen dat zij wel degelijk afspraken met [bedrijfsnaam] over de naleving van wet- en regelgeving, waaronder de Wav, heeft gemaakt. Ook heeft zij in strijd met de gemaakte afspraken geen afschrift van de identiteitsdocumenten van de betrokken chauffeurs van [bedrijfsnaam] ontvangen. Zij was er niet van op de hoogte dat hun identiteitsdocumenten in haar administratie ontbraken. De wijze waarop verweerder artikel 15a van de Wav toepast maakt het feitelijk onmogelijk voor haar om met charters te werken. Van haar kan niet worden gevergd dat zij de identiteit vaststelt en de identiteitsdocumenten in haar administratie opneemt van alle chauffeurs die werkzaamheden verrichtten voor charters waarmee zij samenwerkt, maar die geen transportwerkzaamheden voor haar verrichten. Op grond van privacywetgeving mag zij bovendien de identiteitsdocumenten van vreemdelingen die onderdaan zijn van de EU, EER of Zwitserland niet in haar administratie opnemen. Na ontvangst van de vordering heeft zij er alles aan gedaan om de identiteitsdocumenten van de betrokken chauffeurs alsnog te verkrijgen. Verweerder stelt ten onrechte dat artikel 15a een resultaatsverplichting is. Daarnaast had verweerder in de bezwaarfase rekening moeten houden met de door haar getroffen maatregelen om de naleving van de Wav nog beter te waarborgen. De evenredigheid van een boete moet in het licht van de inspanningen die zijn getroffen na een overtreding worden bezien. [2] Eiseres heeft er, binnen de mogelijkheden die zij had, alles aan gedaan om alle maatregelen zo snel mogelijk door te voeren. Ook heeft zij na de bestreden besluiten nog verschillende maatregelen getroffen. Daarnaast zou de omstandigheid dat zij haar volledige medewerking heeft verleend aan het onderzoek moeten leiden tot matiging van de boete. Ook is de omstandigheid dat de overtredingen voortkomen uit één en dezelfde handelwijze volgens recente jurisprudentie aanleiding om de boete aanzienlijk te matigen. [3] Verweerder had ook rekening moeten houden met de omstandigheid dat de boete ten onrechte vroegtijdig openbaar is gemaakt. Verweerder heeft twee dagen na bekendmaking van het primaire besluit een nieuwsbericht op zijn website geplaatst. Hoewel zij niet bij naam wordt genoemd, is duidelijk dat het haar betreft. Uit de jurisprudentie volgt dat een nieuwsbericht als onderdeel van de beslissing tot openbaarmaking kan worden beschouwd. [4] Met het op deze wijze openbaar maken van de boete heeft verweerder ten onrechte niet de openbaarmakingsprocedure van de Wav en het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (BuWav) gevolgd. Verweerder heeft haar feitelijk de kans ontnomen om rechtsmiddelen aan te wenden tegen de openbaarmaking. Hierdoor is zij onevenredig benadeeld en dat moet worden meegenomen bij het bepalen van de hoogte van de boete. Ook moet worden meegewogen dat verweerder met het nieuwsbericht de onschuldpresumptie heeft geschonden, wat schadelijk was voor haar.
4. Verweerder had volgens eiseres ook geen waarschuwing preventieve stillegging van werk mogen opleggen, omdat er geen sprake is van (ernstige) overtredingen. Verweerder legde in primair besluit II alleen de vermeende overtredingen van artikel 2, eerste lid, van de Wav aan de waarschuwing ten grondslag. Het is in strijd met het verbod van reformatio in peius dat in bestreden besluit II ook de 14 vermeende overtredingen van artikel 15a van de Wav aan de waarschuwing ten grondslag worden gelegd. Verweerder mocht de waarschuwing niet opleggen omdat zij niet kan worden aangemerkt als werkgever. Aangezien verweerder drie overtredingen van artikel 2, eerste lid, van de Wav niet heeft bewezen, waren er te weinig betrokken werkenden om te kwalificeren als een ernstige overtreding. Verder is het opleggen van de waarschuwing in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Eiseres meent dat zij voldoende structurele maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat zij in strijd zou en zal handelen met de Wav. Zij blijft bovendien aanvullende maatregelen nemen. Een bevel preventieve stillegging van werk is gereserveerd voor notoire overtreders die geen enkele gedragsverbetering laten zien. Hiervan is geen sprake. Verweerder miskent het grote maatschappelijke belang van de bezorging van post en pakketten. Eiseres wijst erop dat verweerder volgens recente jurisprudentie had moeten ingaan op de maatschappelijke en/of economische gevolgen voor derden. [5]
Wat vindt verweerder in beroep?
5. Verweerder heeft de rechtbank verzocht het beroep van eiseres tegen bestreden besluit I gegrond te verklaren voor zover het is gericht tegen de hoogte van de opgelegde boete en de beroepen voor het overige ongegrond te verklaren. Op de verweren wordt hierna - voor zover van belang - ingegaan.
Wat is het oordeel van de rechtbank over de boete?
Op de zaak betrekking hebbende stukken
6. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd dat de stukken die verweerder volgens haar had moeten overleggen, als op de zaak betrekking hebbende stukken moeten worden beschouwd. De boete is gebaseerd op het boeterapport en het aanvullend boeterapport. Niet is aangetoond dat daarnaast verklaringen die zijn afgelegd in het kader van andere procedures aan de boete ten grondslag zijn gelegd. Verweerder hoefde deze stukken dan ook niet in te dienen.
Werkgeverschap
7. Naar het oordeel van de rechtbank moet eiseres als werkgever in de zin van de Wav worden aangemerkt, omdat tussen eiseres en [bedrijfsnaam] een zodanige relatie bestaat dat zij niet meer enkel als afnemer van die dienst kan worden aangemerkt. In het boeterapport staat dat eiseres bijna dagelijks transportdiensten van [bedrijfsnaam] heeft afgenomen in de periode van 1 juli 2018 tot 1 september 2019. Eiseres heeft deze frequentie niet betwist. Ook had eiseres feitelijke bemoeienis met de uitvoering van de werkzaamheden. Zoals verweerder heeft gesteld had eiseres een uitvoeringsinstructie, moest [bedrijfsnaam] voldoen aan alle vereisten van de charterovereenkomst en de bijlagen en vond elke drie maanden een evaluatie plaats met betrekking tot de inzetbaarheid, flexibiliteit en capaciteit van [bedrijfsnaam] . Verder vonden de werkzaamheden gedeeltelijk plaats op het terrein en onder toezicht van eiseres. Door deze frequentie en de feitelijke bemoeienis kon eiseres invloed uitoefenen op de uitvoering van de werkzaamheden ter voorkoming van overtreding van de Wav en mocht dit ook van haar worden verlangd. [6] Hieraan doet niet af dat de vreemdelingen en arbeidskrachten ook werkzaamheden verrichtten bij externe klanten.
Arbeid ten behoeve van eiseres
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat de arbeidskrachten, die niet voorkomen in de administratie van eiseres, wel voor haar arbeid hebben verricht. Het feit dat eiseres geen gegevens meer in haar administratie heeft, betekent niet dat de conclusie moet worden getrokken dat de genoemde arbeidskrachten en vreemdelingen geen arbeid voor haar hebben verricht. De vertegenwoordiger van [bedrijfsnaam] heeft verklaard dat [bedrijfsnaam] naast eiseres nog één andere opdrachtgever had en dat de chauffeurs alleen hebben gereden voor eiseres en in 2018 voor eiseres en de andere firma. De rechtbank stelt vast dat er geen enkele indicatie is dat [bedrijfsnaam] nog meer opdrachtgevers zou hebben. Uit de gegevens van de tweede opdrachtgever blijkt dat [bedrijfsnaam] voor die firma transportritten heeft verzorgd in de periode van 3 juli 2018 tot en met 15 oktober 2018 en dat is gereden met een vrachtwagen met kenteken [kentekennummer] . Verweerder heeft vervolgens uit de bestuurderskaartgegevens die hij heeft ontvangen van [bedrijfsnaam] vastgesteld dat de genoemde vreemdelingen en onbekende arbeidskrachten op andere data en/of een andere vrachtwagen hebben gereden. [7] Verweerder heeft gelet op het voorgaande voldoende aannemelijk kunnen achten dat deze ritten voor eiseres zijn gereden. Anders dan eiseres stelt is deze conclusie van verweerder niet alleen gebaseerd op de verklaring van [bedrijfsnaam] , maar ook op de verklaring van de boekhouder van [bedrijfsnaam] , de gegevens van de tweede opdrachtgever, de bestuurderskaartgegevens en de rittenadministratie van eiseres. Dat er een verschil zit tussen het aantal ritten dat volgens de administratie van [bedrijfsnaam] in 2019 zou zijn gereden en dat volgens de rittenadministratie van eiseres is gereden, leidt niet tot het oordeel dat er niet van mag worden uitgegaan dat de chauffeurs voor eiseres hebben gereden
.
Hoogte van de boete
9. Verweerder heeft de rechtbank verzocht het beroep van eiseres tegen bestreden besluit I gegrond te verklaren voor zover het is gericht tegen de hoogte van de opgelegde boete. Verweerder heeft gewezen op een uitspraak van de hoogste bestuursrechter [8] , waarin is overwogen dat de Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen 2020 (de beleidsregel) waarop verweerder de hoogte van de boete heeft gebaseerd, onvoldoende mogelijkheden biedt om bij het bepalen van de hoogte van de boete rekening te kunnen houden met de verschillende gradaties van verwijtbaarheid. Volgens de hoogste bestuursrechter is de beleidsregel in zoverre onredelijk. Verweerder heeft verzocht de boete lager vast te stellen. Volgens verweerder is sprake van grove schuld bij eiseres en is gelet op de genoemde uitspraak 75% van het boetenormbedrag een passend uitgangspunt. Dit betekent dat de boete per overtreding van artikel 2, eerste lid, Wav en artikel 15a van de Wav zou moeten worden vastgesteld op 75% van het boetenormbedrag van € 8.000,- (=€ 6.000,-). Dit zou neerkomen op een totale boete van € 216.000,- (=36 x € 6.000,-).
10. De rechtbank overweegt dat, gelet op de genoemde uitspraak en het standpunt van verweerder daarover, bestreden besluit I niet in stand kan blijven. Het beroep met nummer SGR 22/3138 is gegrond. De rechtbank zal hierna zelf de hoogte van de boete vaststellen. [9]
11. De rechtbank overweegt dat van eiseres wel degelijk mocht worden verwacht dat zij voor aanvang van de werkzaamheden de identiteit van de arbeidskrachten vaststelde, dat zij controleerde of deze arbeidskrachten in Nederland arbeid mochten verrichten of dat een vergunning was vereist en dat zij zo nodig een kopie van de identiteitsdocumenten in haar administratie opnam. Er is voldoende komen vast te staan dat eiseres geen goed controlesysteem had. Doordat eiseres onvoldoende controle uitgeoefende op het naleven van de Wav zijn 36 overtredingen begaan. Verweerder heeft terecht gesteld dat sprake was van een ernstige nalatigheid, onzorgvuldigheid en onachtzaamheid en dat daarom sprake is van grove schuld bij eiseres. Dat in de charterovereenkomst is opgenomen dat [bedrijfsnaam] de opdrachten conform de toepasselijke wet- en regelgeving moet verrichten, maakt dit niet anders. Eiseres had bij [bedrijfsnaam] moeten bedingen dat zij geen vreemdelingen zou inschakelen zonder dat voor hen de benodigde vergunningen waren afgegeven. Ook in dat geval was het nog steeds de verantwoordelijkheid van eiseres om te controleren of aan de voorwaarden van de Wav werd voldaan en de getroffen maatregelen door [bedrijfsnaam] werden nageleefd. Verweerder heeft terecht gesteld dat als eiseres had gedaan wat van haar werd verwacht, zij op eenvoudige wijze aan de vordering op grond van artikel 15a van de Wav had kunnen voldoen. Verweerder heeft ook terecht gesteld dat de stelling van eiseres dat zij zich maximaal heeft ingespannen om de identiteitsdocumenten van de arbeidskrachten alsnog te verkrijgen, niet van belang is, omdat artikel 15a van de Wav geen inspanningsverplichting maar een resultaatsverplichting betreft. Ook kan de stelling van eiseres dat zij volledige medewerking heeft verleend aan het onderzoek niet tot een lagere boete leiden. Zoals verweerder heeft gesteld is zij verplicht hieraan haar medewerking te verlenen.
12. Het betoog van eiseres dat de boete moet worden gematigd, omdat de overtredingen voortkomen uit één en dezelfde handelwijze slaagt niet. Verweerder stelt terecht dat uit artikel 19a, tweede lid, van de Wav volgt dat iedere overtreding afzonderlijk beboetbaar is. De uitspraak van de hoogste bestuursrechter waarnaar eiseres heeft verwezen ziet op een ander feitencomplex.
13. Daarnaast kunnen naar het oordeel van de rechtbank de tot aan bestreden besluit I door eiseres genomen maatregelen wel worden meegenomen bij het oordeel over de evenredigheid van de boete, maar de tijdens de beroepsprocedure genomen maatregelen niet. [10] Deze maatregelen heeft verweerder immers niet kunnen betrekken bij zijn besluitvorming. Voor de vraag of de maatregelen tot een lagere boete zouden moeten leiden is relevant of de inspanningen snel na het constateren van de overtreding uit eigen beweging zijn genomen en of de inspanningen adequate maatregelen betreffen om nieuwe overtredingen te voorkomen. [11] Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet snel genoeg maatregelen genomen om overtredingen van de Wav te voorkomen. Met name tot aan primair besluit I heeft zij te weinig gedaan. Te lang werd er alleen in het algemeen op gewezen dat de charters aan de wet- en regelgeving moesten voldoen, zonder dat duidelijk werd gemaakt welke inspanningen eiseres verrichtte om overtredingen van de Wav te voorkomen. Niet valt in te zien dat zij niet al veel eerder controles had kunnen instellen die specifiek op het voorkomen van overtredingen van de Wav waren gericht. Bovendien is nog niet komen vast te staan dat de door eiseres genomen maatregelen adequaat zijn. Hierbij is van belang dat verweerder nog meer overtredingen van de Wav door eiseres heeft vastgesteld. De door eiseres genomen maatregelen kunnen dan ook niet tot een lagere boete leiden.
14. Verder volgt de rechtbank het standpunt van verweerder dat de boete niet in strijd met de openbaarmakingsprocedure bekend is gemaakt. In het nieuwsbericht van de Nederlandse Arbeidsinspectie staan geen inspectiegegevens, zoals de punten waarop is gecontroleerd en de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden. Het nieuwsbericht is ook niet gepubliceerd op de website resultaten.nlarbeidsinspectie.nl. Ook bevat het geen gegevens die direct naar eiseres te herleiden zijn. In het nieuwsbericht staat dat het gaat om een van de vier grote pakketorganisaties. Weliswaar is in de media de conclusie getrokken dat het om eiseres gaat, maar dat maakt niet dat sprake is van openbaarmaking van de inspectiegegevens. De daadwerkelijke openbaarmaking van de inspectiegegevens heeft later plaatsgevonden op de genoemde website. Eiseres had de voorzieningenrechter kunnen verzoeken een voorlopige voorziening te treffen of had een reactie kunnen geven die op de website had kunnen worden geplaatst. Ook is naar het oordeel van de rechtbank de onschuldpresumptie niet geschonden. Verweerder stelt terecht dat het nieuwsbericht geen gegevens bevat die direct te herleiden zijn naar eiseres en er wordt in het nieuwsbericht niet gewezen op de schuld van eiseres aan de overtredingen. De publicatie van het nieuwsbericht is daarom geen omstandigheid die tot een lagere boete zou moeten leiden.
15. Omdat sprake is van grove schuld van eiseres en er geen reden is om de boete verder te matigen, vindt de rechtbank een boete gebaseerd op 75% van het boetenormbedrag evenredig. De rechtbank stelt de boete vast op € 216.000,-. Omdat beroep SGR 22/3138 gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 597,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. Eiseres heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan ook in totaal € 2.868,-.
Wat is het oordeel van de rechtbank over de waarschuwing?
16. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat eiseres kan worden aangemerkt als werkgever en dat sprake is van een overtreding waarbij ten minste 20 werkenden zijn betrokken. Daarom is sprake van een ernstige overtreding en mocht verweerder een waarschuwing preventieve stillegging van werk opleggen. [12] Verweerder heeft toegelicht dat in primair besluit II abusievelijk alleen is genoemd dat het gaat om 22 werkenden die zijn betrokken bij de overtreding. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat het hier gaat om een kennelijke verschrijving, omdat eerder in de betreffende beschikking wel wordt genoemd dat het gaat om 22 overtredingen van artikel 2, eerste lid, van de Wav én 14 overtredingen van artikel 15a van de Wav. Verweerder heeft verder op goede gronden gesteld dat niet gebleken is dat een eventuele stillegging van de werkzaamheden in het onderhavige geval dermate grote gevolgen voor eiseres heeft dat de waarschuwing moet worden ingetrokken. Zoals verweerder heeft gesteld gaat het om een waarschuwing en heeft eiseres het zelf in de hand soortgelijke overtredingen te voorkomen en dus te voorkomen dat zal worden overgegaan tot daadwerkelijke stillegging. Bovendien heeft verweerder ter zitting toegelicht dat een bevel tot stillegging op één depot zal zien en dat de stillegging pas een week nadat het is opgelegd ingaat. Eiseres heeft dan nog voldoende tijd om maatregelen te treffen om de stillegging van dat depot zo goed mogelijk op te vangen. Daarbij is de stillegging beperkt in tijd. Gelet hierop was er voor verweerder ook geen reden om ervan uit te gaan dat een eventuele stillegging dermate grote maatschappelijke en/of economische gevolgen zou hebben voor derden dat de waarschuwing moet worden ingetrokken. Hierbij is van belang dat het medische onderdeel van eiseres niet zou worden stilgelegd. De waarschuwing is naar het oordeel van de rechtbank niet onevenredig en voldoende gemotiveerd.
17. Het beroep SGR 22/3141 is ongegrond. Dat betekent dat de waarschuwing in stand blijft. Eiseres krijgt in deze procedure geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep met nummer SGR 22/3138 gegrond;
- vernietigt bestreden besluit I;
- herroept primair besluit I, voor wat betreft de hoogte van de opgelegde boete;
- stelt de boete vast op € 216.000,- en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit I;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.868,- aan proceskosten aan eiseres;
- verklaart het beroep met nummer SGR 22/3141 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, voorzitter, en mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers en mr. A.J. Eertink, leden, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 7:11
1. Indien het bezwaar ontvankelijk is, vindt op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.
[…].
Wet arbeid vreemdelingen
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
b. werkgever:
1°.degene die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten;
2°.de natuurlijke persoon die een ander huishoudelijke of persoonlijke diensten laat verrichten;
[…].
Artikel 2
1. Het is een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning of zonder dat een vreemdeling in het bezit is van een gecombineerde vergunning voor werkzaamheden bij die werkgever.
[…].
Artikel 15a
De werkgever is verplicht om binnen 48 uren na een daartoe strekkende vordering van de toezichthouder de identiteit vast te stellen van een persoon van wie op grond van feiten en omstandigheden het vermoeden bestaat dat hij arbeid voor hem verricht of heeft verricht, aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht en de toezichthouder te informeren door een afschrift van dit document te verstrekken.
Artikel 17b
1. Een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar kan, nadat een overtreding van een voorschrift of verbod bij of krachtens deze wet is geconstateerd die bestuurlijk beboetbaar is gesteld, aan de werkgever een schriftelijke waarschuwing geven dat bij herhaling van de overtreding of bij een latere overtreding van eenzelfde in de waarschuwing aangegeven wettelijke verplichting of verbod of bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen soortgelijke verplichtingen of verboden, door hem een bevel kan worden opgelegd dat door hem aangewezen werkzaamheden voor ten hoogste drie maanden worden gestaakt dan wel niet mogen worden aangevangen.
[…].
Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (vervallen)
Artikel 4b
1. Na een herhaling van een overtreding of soortgelijke overtreding wordt een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 17b, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die of een soortgelijke overtreding is geconstateerd als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.
2. Indien een ernstige overtreding is geconstateerd, wordt in afwijking van het eerste lid, een waarschuwing als bedoeld in artikel 17b, eerste lid, van de wet gegeven bij de eerste overtreding en wordt, indien opnieuw dezelfde of een soortgelijke overtreding is geconstateerd die eveneens ernstig is, een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.
3. Als een ernstige overtreding als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt aangemerkt de overtreding waarbij ten minste 20 werkenden zijn betrokken.
4. Indien de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden dan wel de gevolgen van een stillegging van de werkzaamheden daartoe aanleiding geven, kan worden afgezien van een waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid en kan worden afgezien van een bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid. Een dergelijke waarschuwing wordt niet gegeven of een dergelijk bevel wordt niet opgelegd, indien de overtreding een handelen of nalaten betreft in strijd met de artikelen 2a, eerste lid, en 15 van de wet.

Voetnoten

1.De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtbank Noord-Holland de bevoegde rechtbank is. Partijen hebben desgevraagd aangegeven geen bezwaar te hebben tegen behandeling van de beroepen door de rechtbank Den Haag.
2.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:873.
3.Afdeling, 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:873.
4.Rechtbank Rotterdam 25 mei 2018, ECLLNL:RBROT:2018:3954.
5.Afdeling, 14 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2676.
6.Afdeling, 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2924.
7.Aanvullend boeterapport van 2 maart 2022.
8.Zie Afdeling, 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1973.
9.Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
10.Gelet op artikel 7:11, eerste lid, van de Awb.
11.Afdeling, 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2831.
12.Zie artikel 4b, derde lid, van het BuWav (thans artikel 10.1, derde lid, van het BuWav 2022).